je wel. Bloody piece of lead. En you don't dig that, do you. Ga maar met mij mee, ik leg je wel zolang op een atelier dat ik moet bewaken.’
Het was op dat moment kwart over acht geworden, het kroegje stond vol met mannen die zich voorbereidden op hun dagtaak. De meesten dronken koffie, een enkele deed het met een borrel, een doodenkele met twee of drie.
Ik ging naar de telefoon. ‘De dageraad kan nauwelijks uit zijn ogen kijken.’ Ik moest dringend Saul van Aarden bellen. Ik belde Saul van Aarden. Saul had het moeilijk. Voor een grote schnabbel moest hij twintig vooraanstaande Nederlanders afbellen om hen te interviewen over het winkelen door mannen op zaterdagmorgen. Een groot winkelbedrijf zou hem daar veel geld voor betalen. Maar voor zijn eigen krant moest hij een verslagje maken van een bijeenkomst waar een bestuurslid van een of andere bond afscheid nam. Of ik dat van hem wilde overnemen, voor een zacht prijsje? Omdat ik van Saul veel werk krijg kon ik alleen maar ja zeggen. Ik noteerde alles en hing op. Daarna belde ik Henk Wulffs en vroeg of hij voor mij naar een persconferentie kon, waar een bestuurder van een bond afscheid nam, voor een zacht prijsje. Hij wilde wel gaan. Ik voelde me de beste leerling van de School voor de Journalistiek: voor ethiek een twee, maar we nemen u graag als reporter aan want we hebben niet veel keus.
Een paar minuten later sliep ik op een niet erg welriekend bed ergens zoveel hoog in de Haarlemmer Houttuinen. Het was op een lange zolder die kraakte als je erover liep. Het bed bevatte paardedekens, het paard was allang weg omdat hij ook niet tegen die drie jaar oude zweetlucht kon.