42.
Ik hees de tas naar binnen en bedacht dat dit, mits op grote schaal toegepast, basis voor een redelijke broodwinning zou kunnen zijn. Daarna reed ik een blokje rond om te zien wat er van Lucien de Zwart gekomen was, maar ik zag hem nergens meer - ik had ook niet verwacht hem te zien, met gescheurde klederen op een stoeprand en ach en wee roepend of zich traag krabbend met een potscherf. Ik bracht mijn auto naar de gracht waar ik altijd parkeer en wandelde de drie stukjes straat die mij van mijn huis scheidden. Dat ik bijna thuis was bewees het avondlijk verkeer: een hoge hoer op spitse hakken trippelde voor me uit.
‘Zo alleen op stap?’ zei ik op mijn allervrolijkst.
‘Krijg de kelere,’ zei ze.