40.
De persbijeenkomst begon te verlopen, de journalistenkring was sterk gedund, de meesten wilden nog wat tijd overhouden voor de gratis borrel. Een oudachtig meisje zat nog ijverig te pennen. ‘Kookt u zelf?’
‘Jazeker,’ zei Lili, alsof haar een diamant werd aangeboden.
‘En wat kook u dan?’
‘Nou, van alles, he? Lekkere dingen. Flensjes. Enne kalfsragoût. En koninginnesoep. En ik ben ook heel goed in een kwarktaart, nietwaar, Floor?’ De man met de zwarte lok knikte gramstorig. ‘Zet u maar,’ zei hij zuchtend, ‘dat Lili Lashoes in haar flat een geheel moderne keuken heeft en dat het haar o zo spijt dat zij door haar drukke leven met elke avond optreden daar te weinig gebruik van kan maken. Maar op een vrije dag wil zij natuurlijk graag eens kokkerellen.’
Ik liep om de kring heen en tikte Zaaijer op de rug: ‘Ik wou je even spreken.’ Hij keek schichtig op: ‘Ik heb geen tijd,’ zei hij, ‘hierna heb ik een exclusieve afspraak met haar.’
‘Zij heeft tijd zat en je kunt het ook best zonder haar schrijven.’
‘Rot op.’
‘Kom nou, Lode,’ zei ik, ‘ik wil even met je praten over Otje Schuil.’ Hij draaide nu zo snel met zijn hoofd dat het voor zijn normale tic kon doorgaan.
‘Kom even mee, daarginds in de hoek,’ zei ik.
Hij boog zich over naar Lili, ‘ik kom zo terug.’
‘Ik wil er zo meteen graag bij zijn, Lode,’ zei de man met de zwarte lok scherp, ‘en ik heb niet veel tijd.’
Lode liep naar de hoek, ik volgde hem. ‘Er wordt dus vanavond niet met Lili geritseld!’
‘Wat bedoel je?’
‘Die meneer wil er veel te graag bij zijn,’ zei ik.
‘Wat wil je?’
‘Je zou kunnen beginnen met te vertellen waar Otje Schuil is.’
‘Hoe moet ik dat weten?’ vroeg hij knipogend. ‘En trou-