Iemand loopt al pratend tegen iemand op en blijft met zijn tong in diens oor vastzitten. De bekende snappy dialoog: ‘Zijn dat je krukken?’ - ‘Nee, mijn kunstarmen groeien door.’ En vergeet de “situaties” niet: een naakte man vlucht een klerenkast in en neemt een volgnummertje van een spijker.
In bed was ze erg lief en ik overdacht een probleem dat ik al eerder overdacht had: zou ze plotseling stil gaan liggen als iemand op dat moment een klassieke plaat zou opzetten? Het lijkt mij een geoorloofde gedachte - er zijn mannen die denken dat hun vrouw een schoen is. (Dr. Eustace Chesser, Normaal en afwijkend sexueel gedrag, Alphaboek, pag. 217.)
De volgende morgen regende het een beetje, maar Ingrid besloot toch naar de kerk te gaan. Ik belde Schartenantinck maar hij had een of ander te doen op het bureau en ik trof hem aan de lunch in de Gouden Speer.
‘Jannie Detube heeft een moeder in Sittard en die weet niet eens meer hoe haar dochter eruit ziet. Volgens haar buren was ze veel thuis, ontving af en toe een man, niet steeds dezelfde, dachten ze.’
Meer dan dit soort sobere mededelingen kon ik niet uit hem krijgen. Van Otje Schuil wist hij blijkbaar niets, hoe ik ook voorzichtig probeerde.
‘Meer dan een opsporingsbericht hebben we er niet van kunnen maken.’
‘En in haar flat geen enkele aanwijzing?’
Hij schudde het hoofd.
‘O,’ - zei ik.
‘Het is hier 's zondags leuker dan door de week,’ zei hij, ‘dan zitten hier veertig ouwe wijven speculaas te eten. Dat ruikt zo lekker.’
Ik nam afscheid, omdat hij nog eens aan koffie met slagroom begon.
De rest van de middag hingen Ingrid en ik wat om elkaar heen en belandden toch nog in bed, terwijl door het open raam van een naburig platje de conference van Sjon de Rijp te beluisteren was aan de finish in Geulderen. ‘En nu stormt op de eindstreep een groepje van zeven renners af. Op kop ligt Van den Brakel, daarachter nummer veertien, dat is