gesteld. Hij moet dan wel minderen van Gon, maar Herman is een eter. Eters willen eten. Lang, stevig, voedend, hun buik moet hangen. Zoals een man in een café mij eens uitlegde: ‘Ik ben gewend meer dan een kilo aardappelen te eten. Daar raakt je lichaam aan gewend. Als je minder gaat eten kan er van alles gebeuren van binnen.’
Ik ging bij Herman aan het tafeltje zitten en wenste hem smakelijke voortzetting zonder die afschuwelijke woorden te gebruiken. ‘Jij hebt een hoop mensen bij ons zenuwachtig gemaakt,’ zei hij. ‘Het ging allemaal zo lekker en dan kom jij met je tip. Nou is die Bentjebaar niet de ergste. Dat is een lijk dat uit het water komt en daar zijn we in Amsterdam aan gewoon - een beleefd lijk komt uit de gracht. Maar gisteren zijn er nog twee bij gekomen. Een notaris op zijn w.c., ergens in zuid; met een ouwe ruitersabel is hij dwars door de deur opengeprikt. En een louche fotograaf hebben ze in zijn huis, ergens tussen de grachten, geprobeerd in pulp te slaan. Drie tegelijk, daar worden ze bij ons tegenwoordig erg zenuwachtig van. In de zomer zou dat niet toegestaan mogen wezen. Dan is de politie er alleen voor nozemrelletjes op zaterdagavond.’
Hij dronk melk en er bleef een wit lijntje hangen boven zijn lip.
‘Het was geen persfotograaf?’
‘Nee, een pornograaf. Kijkjes tussen jarretels, je weet wel. Huize Lieszicht. Ze hebben er een paar van gevonden.’
‘En Bentjebaar?’
‘Alle kans dat jij dat voor ons verknoeid hebt,’ zei hij. Op zijn bord lag nog één intacte dooier en hij probeerde daar zorgvuldig zijn vork onder te wrikken.
‘Hoezo?’
Het was gelukt en met een snelle beweging bracht hij de dooier in zijn mond, vlak boven het bord. Toen hij weer kon praten zat het geel nog aan zijn tanden: ‘Dat was maar een veronderstelling. In ieder geval zegt zijn vrouw helemaal niks. Ze weet niks, of ze is gewaarschuwd. Of nerveus geworden door jouw bezoek. In de gewone kringen kennen ze Bentje natuurlijk allemaal, maar niemand wist wat hij de laatste