in zijn kruiwagen, want hij wilde vermoeidheid van het materiaal voorkomen.
Na enig zoeken vond ik Neteldoek - zegen over de nieuwe naamgeving, s.v.p. Laatst moest ik een tekstje voor een tv-regisseur maken, die als adres opgaf: Kabouterbaard 17. Het flatgebouw was niet hoog maar wel lang. Er waren slechts vier woonlagen zodat men besloten had dat het gemakkelijk zonder lift kon, dit met het oog op een volgende generatie die toch al geneigd zal zijn te weinig beweging te nemen. In de hal beneden waren lange rijen brievenbussen en drukbellen, 67 had een naamplaatje: Mej. J.W. Detube, er zat een luidsprekertje naast, dat gedeeld werd met de huisnummers 123, 157 en 201. Ik drukte op 201. Een vrouwenstem brabbelde iets, na even wachten. ‘De assuradeur,’ zei ik. Er zoemde wat en de deur sprong open.
No. 67 was op de eerste galerij. Op de deurpost stond alweer ‘Mej. J.W. Detube’, onder een drukbel. Ik drukte, de bel belde. Er gebeurde niets. Ik belde nog eens.
In het halletje zag ik iemand verschijnen, achter de vitrage. Ik hoorde geeuwen, daarna ging de deur op een kier open. Een bleek vrouwengezicht, vrij jong, met zwarte kringen onder de ogen. Ze had een massa zwart haar dat ze met haar rechterhand omhoog duwde. ‘Ja?’ vroeg ze.
‘Ik wou even mijn voet tussen de deur zetten,’ zei ik en deed het.
De kier werd wijder. Ze had een lichtblauwe peignoir aan, met ooievaren en reigers erop. Hooggesloten - helaas is dit geen Maigretverhaal, anders zou er ongetwijfeld een slap borstje te voorschijn zijn gesprongen.
‘Jannie Detube?’
Ze knikte.
‘Ik ben een vriend van Frits Voerknecht. Ik kon altijd even bij u langsgaan als ik iemand nodig had als eh... model.’
Ze keek me lange tijd aan. De hand die het haar had getracht te fatsoeneren hield ze nu aan haar hals, alsof ze de peignoir niet vertrouwde. ‘Ik begrijp u niet.’
‘Ik kan altijd proberen het uit te leggen,’ zei ik en stapte helemaal over de drempel.