‘Ik kom voor Germaine,’ zei ik.
‘Dat kan niet,’ zei hij, ‘die is eh die is eh al naar bed.’
‘Dat geeft niks,’ zei ik, en liep naar binnen. De bastaard spreidde zijn armen, zoals hij gisteravond had gedaan. Ik zette vaart en denderde tegen hem aan. Terwijl hij zich vasthield aan de muur zette ik mijn handen om mijn mond en brulde: ‘Germaine.’
Er verliepen seconden, waarin Arjaan tegen mijn rug duwde.
‘Rutger?’ riep een stem van boven. ‘Rutger Maria?’
Ik liep met twee treden tegelijk de trappen op. Van Heenvliet volgde me stommelend, maar bleef staan toen Germaine riep dat het goed was. ‘Het is goed, vader.’
‘Fijne vader heb je,’ zei ik, toen we haar kamer binnengingen. Ze droeg een gazen nachthemd waarin ze geheel naakt erg mooi was te wezen. Ze ging zitten waar ze gezeten had, onder een leeslamp, in een diepe stoel. Over de leuning hing ‘Zeeland in de de greep der getijden’, het standaardwerk van de bekende drs. D. Bruinooge. Op een grammofoon draaide een Malando van de klassieke kant.
‘Ik hoop dat je komt neuken,’ zei ze, met een vage glimlach.
‘Ik neuk je net zo lief in de hoek,’ zei ik.
Ze haalde haar schouders op. ‘Dat begrijp ik niet.’
‘Neuken heeft in het Zuidnederlands, ook het Zeeuws, nog een tweede betekenis. Gooien, werpen, flikkeren.’
‘Wat kom je dan doen?’
‘Ik heb spijt van gisteravond, ik zou die bloedkoralen graag weer terug hebben. Als souvenir aan de smaak van as die ik in mijn mond heb.’
Ze trok haar nachthemd iets lager. Ze droeg het vijfrijen-dikke snoer om haar hals.
Er werd geklopt. ‘Ja?’ Arjaan stampte de kamer in. ‘Is alles goed, dame?’ fluisterde hij, ‘of heeft u last van dit eh,’ zijn lippen maakten een krakend winderig geluid, ‘stuk vreten?’
‘'t Is goed, Arjaan, ga maar naar bed. Ik laat meneer wel uit. Hij is best lief.’
‘Ik wil niet sentimenteel doen,’ zei ik, ‘maar toen we naar die hooizolder gingen en ik het over de moord op mijn oudoom had, wist je toen dat het je broer was die hem gepleegd had?’