Af en toelichtte de hemel op van een zoeklicht. Af en toe viel een schot. ‘Ik had Arie-Ko best mee willen nemen,’ zei Frank zachtjes tegen mijn onbeweeglijke hoofd. ‘Maar hij weet eigenlijk veel te veel. Hij weet dat ik uit voorzorg de kas van de Klamvoeder heb gekraakt. En hij weet dat ik gisternacht de kas van Forra Bruinisses Maantochten heb leeggehaald. Hij zal 't niet leuk vinden dat ik alleen wegga. - Kom mee, lopen.’
We renden over een weiland, langs het schrikdraad en een smalle rand struiken en hakhout.
‘Als ze het magazijn echt willen omsingelen, komen ze hier het laatst,’ hijgde Van de Luijster achter me. ‘Om in dit weiland te komen moeten ze over veel te brede weteringen.’
We moesten nu over een sloot. Ik overwoog om erin te springen, maar zag er van af omdat Van de Luijster, ondanks zijn getalm en ge-uitleg, vrij koelbloedig aandeed. We kropen via een zachte berm omhoog en liepen over een macadamweg. ‘Daar bij die populieren staat een auto,’ zei Frank.
Hij had gelijk. Bij een tweesprong, naast een kleine vaete, lag een klein groen grasveldje tussen populieren. Tegen de weg aan een grote hoop fijn grind. Daarnaast stond een Daf. Van de Luijster zocht in zijn zakken en haalde er een paar sleuteltjes uit. ‘Die met het gele bandje is van de Daf,’ zei hij. ‘Lemming, ik maak het portier open, hier, aan deze kant. Jij gaat erin, je schuift door naar de andere stoel. Geen grapjes, want ik schiet je net zo graag dood.’
Ik schoof onder het stuur door. Hij ging naast me zitten, zijn linkerhand met de revolver lag op zijn dijbeen.
‘Wist je dat er iets mis zou gaan? Omdat je hier een auto hebt staan?’
‘Ik heb er zelfs drie rond het Klamvoeder-magazijn staan,’ zei hij tevreden. ‘En ze werden regelmatig gecheckt. Dat heb ik in Chicago geleerd: altijd zorgen dat je weg kunt komen. De meeste mensen die een grote zaak op touw zetten, houden er aan vast als het mis dreigt te gaan. Nooit doen, altijd direct kappen. Er is in dit vak zoveel te versieren, dat je geen domme risico's moet lopen.’
‘Wat voor vak?’
Hij lachte alleen maar. We reden op een dijk aan en sloegen