De bloedkoralen van de bastaard
(1972)–Rinus Ferdinandusse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
‘Waarom wil je hem geen vader noemen?’ ‘Vader?’ Van de Luijster deed even verbaasd. ‘O ja, je hoorde wat de bastaard daarnet zei.’ ‘Nee, ik hoorde wat jij zei. Je zei: “Dat is dezelfde reden waarom ik jou geen vader wil noemen”. Of zo iets. Want hij noemde jou Jannis.’ Van de Luijster stond op. ‘Wil je een glaasje whisky? Op voorwaarde dat je je een paar minuten kalm houdt? Ik laat je straks wel vastbinden.’ Hij schonk whisky uit een karaf en bracht me een glas. ‘Sorry, no ice.’ ‘Ik noem hem geen vader, omdat ik de baas ben,’ ging hij verder. Ik zat tegen de wand, voor een spiegel, en hij stond een paar meter van me vandaan, leunend tegen het bureau. ‘Anders zou ik het misschien wel gedaan hebben, want het is een erg aardige man. En hij heeft goeie ideeën. Je weet wie Jannis van de Luijster was? Eén van de stichters van het plaatsje Zeeland in Michigan, Amerika. Jannis van de Luijster, 1847, kerkelijke afscheiding, uit Borssele naar de nieuwe wereld. En de bastaard dacht dat zijn Zeeuwse Actie wat meer achtergrond zou krijgen als er nog afstammelingen van die stichters uit Zeeland, Michigan, te vinden zouden zijn. Daarom wil hij almaar dat ik me Jannis ga noemen.’ Hij dronk zijn glas in één teug leeg en vulde het opnieuw. ‘Op zijn verzoek ben ik naar Nederland gekomen. Maar van dat plan van de bastaard was meer te maken dan hij dacht. Het is jammer dat er door jou vroegtijdig een eind aan is gekomen. Ik moet nu even rustig nadenken hoe we dat het beste kunnen regelen.’ Hij staarde vaag over me heen. ‘Dus Germaine is je zuster?’ zei ik. ‘O ja, Jezus,’ zei hij, verstrooid tegen zijn voorhoofd slaand met de binnenkant van zijn hand, ‘die vergeet ik helemaal. Ik moest d'r even opbergen, want ik wou jou levend in handen krijgen. En ze was kwaad! D'r was geen land met d'r te bezeilen.’ Hij liep snel de kamer door en opende een kastdeur door de sleutel terug te draaien. Het was een diepe kast, waarin aan een stang een grote hoeveelheid pakken en overhemden hing. Daaronder, achterin, haar knieën opgetrokken, zat Germaine. | |
[pagina 199]
| |
‘Kom op,’ riep Van de Luijster. Hij stapte de kast binnen en begon aan haar te trekken. Hij schoof jassen en pakken opzij en langzaam kwam ze overeind. Haar handen waren nog op haar rug gebonden, ze was nog steeds naakt, maar over haar mond was een stuk hansaplast gedrukt. Haar ogen bliksemden. Van de Luijster liep terug naar het bureau. Hij griste de revolver van het vloeiblad en liet zich in de stoel zakken. ‘Kijk dat is wat wij op school a knock-out noemden,’ zei hij, naar Germaine kijkend. ‘Een stoot zeggen ze hier, is het niet? Ik leer Zeeuws van De Milde en die zegt een wuuf az een diek.’ Hij sipte van zijn whisky. ‘Ze is gek op Van Heenvliet,’ zei Van de Luijster, ‘maar naakt met die bloedkoralen om wou ze niet. Afijn, je was erbij, zal ik maar zeggen, in de Korenbeurs, toen ze het verdomde. We moesten haar bijna het hotel uitslepen. Zelfs nou durf ik haar polsen nauwelijks losmaken.’ Op het bureau begon een gejaagd zoemertje te werken. Van de Luijster drukte een knop in. ‘Jeah?’ ‘Drie auto's voor het hek. Het lijkt wel politie.’ ‘O.K. Zet de zoeklichten er op. Niet schieten, maar wel een waarschuwingsschot als ze verder willen gaan.’ Hij keek op zijn horloge. ‘We kunnen makkelijk wegkomen, het is nog maar net over enen.’ Hij liep de kamer door tot bij Germaine en trok in één ruk het hansaplast van haar mond. ‘Er is politie buiten. Ik ga weg. Ga je mee?’ ‘Met jou?’ Het klonk alsof ze door salpeterzuur praatte. ‘Na vanavond? Nadat ik daar naakt heb gestaan voor 21 geile oude ventjes? Nadat ik hier naakt in die kast gezeten heb terwijl de kamferballen over me heen rolden. Nooit. Versta je dat?’ ‘Dan niet,’ zei hij. ‘Ik laat je armen vastgebonden en ik raad je aan om die touwen te laten zitten. Geef mij de schuld maar. Frank de gangster uit Zeeland, Michigan. Hahaha. Maar als je liever op de bastaard vertrouwt, O.K., ga je gang.’ Hij dronk zijn glas leeg. ‘Lemming, vanaf nu ben je onder schot. We gaan samen weg.’ Hij stak Germaine zijn wang toe. ‘Kusje,’ zei hij - en kreeg er een. | |
[pagina 200]
| |
‘Ik ook,’ zei ik gretig, en stak mijn wang naar haar toe. ‘Ik zou je het liefst in je ballen trappen,’ zei ze, met een lieve, maar toch wel zuurzoete glimlach. ‘Ik wist niet dat je Van Heenvliet zo in de ellende had gewerkt. Je bent een Judas. Lekker rompen en plompen in het hooi, maar niet zeggen dat je bezig bent de bastaard te breken. Ik vind dat gemeen.’ Ze maakte even een beweging alsof ze haar forse knie in mijn kruis wilde zetten. ‘Tempo!’ riep Van de Luijster. Hij stond bij de deur en keek de gang in. ‘Waarom gokje op de bastaard?’ vroeg ik. ‘Denk je dat hij dit overleeft?’ ‘Tuurlijk,’ zei ze. ‘Hij heeft Zeeland toch altijd op de knieën gekregen.’ ‘Vaarwel dan,’ zei ik. ‘Hij die volgens je broer sterven gaat, brengt je zijn groet.’ Ze deed een paar snelle stappen en stond tussen mij en de deur. ‘Geef me die bloedkoralen,’ zei ze. ‘Alsjeblieft. Alsjeblieft, Rutger! Dan kan ik teruggaan naar de grote zaal.’ ‘Je wilt terug naar die oude man,’ zei ik, niet zonder schamperheid. Ze knikte. ‘Het is de eerste man die wil dat ik vader tegen hem zeg. Dat wou mijn eigen vader zelfs niet. En je laatje vader niet in de steek.’ ‘Kom op,’ riep Frank achter me. ‘De rotzooi gaat beginnen.’ Ik haalde de bloedkoralen uit mijn zak en deed ze om haar hals. Tegelijk kuste ik haar lippen. Ze smaakten naar hansaplast. Ik streelde even haar heupen. ‘Als ik dit overleef, kom ik je nog een keer halen voor het hooi,’ zei ik. Van de Luijster rukte aan m'n arm. ‘Kom mee,’ zei hij, en duwde de revolver onder mijn arm tegen mijn ribben. |
|