Zeeuw. Hij drukte op een knop van de intercom. ‘Maxi? Hoe is de situatie nou?’
‘Rustig,’ zei een stem met veel echo uit een luidspreker. ‘Ze zitten hier nog allemaal.’
‘O.K.,’ zei Van de Luijster, ‘ik stuur de bastaard naar je terug. Laat hem zijn gang maar gaan.’
‘Waar is Germaine?’ vroeg Van Heenvliet.
Van de Luijster haalde zijn schouders op. Hij drukte opnieuw op een knop van de intercom. ‘Arie-Ko? - Kan je even komen?’
Van Heenvliet stampte de kamer uit.
Arie-Ko was inderdaad erg slecht geschoren. Zijn spitse blauwige kin was begroeid met witte en zwarte stoppels. Misschien was het wel een protest tegen zijn opvoeding, tegen de scheermesjes die zijn moedertje tegen beter weten in steeds op zijn nachtkastje legde.
Zijn kleine oogjes, tussen de dikke wallen, keken me blij aan. ‘Jullie hebben elkaar al eens ontmoet,’ zei Van de Luijster. ‘Je ziet dat zijn oor er nog steeds in vellen bijhangt, Arie. Dat was een goeie tik die je hem toen gaf.’
Ze bestudeerden me allebei en ik glimlachte maar wat terug.
‘Maxi blijft met Johnnie bij de ouwe,’ zei Van de Luijster. ‘Die gaat nog even verder met de poppenkast. Hoeveel man heb jij dan over?’
‘Zes,’ zei Arie-Ko, ‘als ik die twee nieuwe chauffeurs niet meereken.’
‘Dan zou ik maar een paar posten uitzetten voor een beleg. Als Lemming hier zit, is er alle kans dat we op korte termijn een politielegertje in de omgeving zien.’
‘Met de machinegeweren?’
‘Dat zou ik maar doen,’ zei Van de Luijster. Hij geeuwde, terwijl Arie-Ko de kamer verliet.
‘Dat is het voordeel van zo'n ouwe schuur,’ ging hij verder, tegen mij. ‘We halen op de hoeken een paar van die ouwe golfplaten weg, en we hebben een vrij schootsveld.’ Hij richtte de revolver op me. Zijn ene oog was dichtgeknepen en het andere staarde over het grote vizier. ‘Je hebt wel een hoop voor me verpest, Lemming,’ zei hij langzaam.