Deze Zeeuwse zal de bloedkoralen dragen, de bloedkoralen van de bastaard. Duizenden jaren hebben de Zeeuwse vrouwen deze bloedkoralen gedragen, en zij zullen dat blijven doen. Dat is onze taak.’
Hij haalde uit zijn toga een smalle cassette, opende die en nam er een streng bloedkoralen uit. Hij hief deze omhoog, aan beide uiteinden, hield het snoer even boven Germaines hoofd en legde het daarna voorzichtig om haar hals.
‘Zeg mij na,’ zei hij, ‘op deze bloedkoralen zweer ik mijn trouw aan Zeeland...’
‘Op deze bloedkoralen,’ mompelden de meesten van de 21, ‘zweer ik mijn trouw aan Zeeland...’
‘...de bloedkoralen,’ zei Van Heenvliet, met nog krachtiger stem.
Maar voor de stemmen hem konden volgen kraakte een schot, en meteen daarop rende een figuur vanachter de schouw vandaan. Hij stond een moment onbeweeglijk in het flakkerende licht van het vuur en de fakkels. Een kleine man in een lullig pak, donkerblauw met dikke witte strepen. Hij had een gebroken neus, en op zijn hoofd een geruite wit-zwarte pet.
Daarna begon den Eiber weer te rennen. Hij had de contouren van de uitgang gezien, draafde langs de bastaard, dwars over de tafel en sprong vlak voor Ko Roost het donker in.
Twee mannen volgden hem. De eerste, een jonge vent met een plat gezicht, dat goed bij een witte marechausseehelm zou passen, had een pistool in de hand, de tweede, met een groot rond hoofd vol rode krullen, had een stengun voor de borst, zo'n ouderwetse, waarmee ons land nog bevrijd is. Dank zij Arie-Ko herkende ik de rooie ook direct, het leek wel een reünie van de krachtpatsers uit het Vlissings café. Ze liepen langs de rand van het platform en tuurden de duistere zaal in. Misschien bewoog er iets, want de rooie joeg achteloos een klein salvo een hoek in.
‘Hij is ontsnapt door de deur,’ riep de bastaard.
‘Doe toch wat,’ jammerde De Milde ineens met hoge stem. ‘Weg, we moeten weg.’ Hij stond op, duwde tegen zijn buurman aan, probeerde over hem heen te klimmen. ‘Ze schieten ons dood,’ riep iemand.
Ook Germaine stond op. De bloedkoralen die de bastaard nog