Ik dronk wat van de cognac en kreeg tranen in mijn ogen. Mijn rechterhand ging omhoog, maar Jubal hield hem tegen. ‘Je oor is lelijk toegetakeld. Hij sloeg met een pistool.’
‘Wie?’
‘Een vent met een snor. Hij heeft een hele tijd bij de desk gestaan, dus we hebben een goed signalement.’
‘Ik heb al gebeld om een fotograaf,’ zei Duivenhokke. ‘Verdomme, waar blijft die ober? Wat moet meneer Lemming voor indruk krijgen!’
‘Je voelt je waarschijnlijk weer in Amsterdam?’ vroeg Jubal.
Ik zat op een lage bank in een klein kantoortje. Jubal leunde tegen een ouderwets schrijfbureau. Achter hem een schilderij van een koe met verdriet in de bolle ogen. ‘Ik bedoel,’ zei Jubal, ‘dat die vriend van je uit Amsterdam, Schartenantinck, zei toen hij me belde, vorige week: laat hem zijn gang maar gaan, hij krijgt toch altijd de klappen.’
‘Waar is Germaine?’
‘Wie is Germaine?’
‘Het meisje. Zij zat hier te eten met de moordenaar van Jan Lemming.’
Jubal vertrok zijn gezicht, Goese inspecteur imiteert Mona Lisa. ‘En dat zeg je nu pas,’ gromde hij.
‘Ik denk er nu pas aan,’ zei ik naar waarheid.
‘Wist ik ook niet, Jaap,’ zei Kees Duivenhokke druk. ‘Ik heb jou gebeld omdat ik zag dat Lemming op de grond lag. Maar ik hoorde alleen maar dat er gevochten was en dat de man met nog een man weggerend was. En weggereden, in een auto.’
‘Ja, ja,’ zei Jubal ongeduldig, ‘Rutger, zeg 't kort en snel. Misschien kan ik 'm nog laten omroepen.’
‘Weet je z'n autonummer?’
‘Dat weet ik niet, er is iemand bezig getuigen te ondervragen.’
‘Nou ja, 't was een ingeving,’ zei ik. ‘Voor ik uit Abeledorp wegging, had ik gehoord dat Jan Lemming zich krachtig verdedigd heeft en een van zijn moordenaars met twee messteken geraakt heeft. Hij was natuurlijk weer onhandig bezig geweest, denk ik. Hij had al eerder vanuit de kerktoren gezien dat ze groeven in de vluchtberg. Ik denk dat ze van plan waren er vier graven te maken, aan elke kant één, zodat de vondst erg opzien-