ober zei dat het niet lang zou duren en dat ik beter even in de hal kon wachten. Over zijn schouder zag ik Germaine zitten, met de rug naar me toe. Tegenover haar zat een man van een jaar of dertig, vijfendertig. Hij had golvend, een beetje glimmend haar en zijn gelaat was opvallend wit, met zware wallen onder ogen.
Ik drentelde de gang in, las alle opschriften nog eens. 't Vergaet al, wat langzamerhand een lievelingsgedachte van me werd, en:
‘Het ware te wensen, dat alle mensen
met al hun gebreken, zichzelf eens bekeken,
dan zouden zij 't praten over and'ren wel laten.’
Op een van de banken in de hal zaten twee Chinezen. Een van hen zei: ‘Wong wil de Schelde over zwemmen, maar hij is bang dat hij geen publiciteit krijgt.’
Een man in een slecht zittend uniform klapte in zijn handen en riep: ‘Instappen, de bus voor de Deltawerken.’
Een man leidde een vrouw naar buiten, die een papieren zak over het hoofd droeg. ‘Voor de Deltawerken,’ riep hij. ‘Maar haar haar is nog niet droog.’
Bij de hoteldesk stond een zware man met een snor. ‘'k Heb 't net in de krant gelezen,’ zei hij tegen de man achter de balie, ‘op Walcheren, ergens in een dorp. Daar willen ze de toeristen dwingen om niet harder dan vijftig te rijden. En omdat niks helpt willen ze 's zomers het asfalt opbreken en er kinderhoofdjes leggen. En 's winters weer asfalteren. 't Kost geld, maar je hebt je zin. De meeste toeristen zijn trouwens het doodschoppen niet waard. D'r zijn erbij die brengen zelfs de ansichtkaarten mee.’
‘Hmm,’ mompelde de man aan de balie. ‘Ach, wij vinden toeristen natuurlijk wel aardig. Komt uw gesprek nog niet door?’
‘Ik hang maar wat rond,’ zei de man met de zwarte snor. Hij had een spitse kin, blauwig van de zware baardgroei. Ik keek naar hem, omdat ik dacht dat ik hem al eens eerder gezien had. Hij keek vaag terug. Hij droeg een goed gesneden grijs pak en een rode das.
Ik ging in de hal zitten en las de Volkskrant. Op vrijdag hebben die altijd een filmpagina waar ze de inhoud van de rolprenten aardig navertellen.
‘Nee, ik doe het niet.’ Ik schrok uit de krant op. Het was de