‘Waarom wil je dat weten?’
‘Als je niet graag tijdens je werk bewonderd wordt, wil ik daarna komen.’
‘Vanavond niet. Ik word zo dadelijk opgehaald, ik moet naar Middelburg.’
‘Kan ik je er niet heenbrengen? Ik heb toch niks te doen.’
‘En zeker weer ontvoerd te worden naar die hooischuur?’
‘Daar ben ik uitgezet.’
‘Ha! Nog mooier. De heer Lemming zoekt kost en inwoning.’
Op dat moment kwam een zwarte Mercedes te hard het dorpsplein op en remde zichtbaar om althans enigszins tot een aan de bebouwde kom aangepaste snelheid te komen. ‘Daar is Frank,’ zei Germaine. ‘Ik moet weg.’ Ze stak haar hand op naar de auto die vaart minderde. Achterin de wagen zat iemand die ik niet goed kon zien door de lichtval in het raampje. Wel zag ik een arm die naar Germaine werd opgestoken. Maar de man aan het stuur kwam me vaag bekend voor. Een vrij groot wit hoofd, met zware oogleden, en een zwarte snor. Hij zag me, zei iets, en tien meter van de naderende Germaine vandaan kwam de Mercedes weer in beweging, en was binnen zes of zeven seconden om de kerk verdwenen.
Germaine stond hem stokstijf na te kijken en draaide langzaam om. We are not amused stond in Jugendstil in haar wenkbrauwen.
‘Leuke vriend, die Frank van je.’
‘Het is,’ zei ze koud, ‘mijn vriend niet. Dat was Frank van de Luijster, directeur van de nv De Bastaard, en mijn baas. En,' er kwam een driftige gloed in haar ogen, ‘wat hier gebeurd is, is godgeklaagd.’ Ze trok de deur van haar Volvo open. ‘Ik ga naar Middelburg,’ zei ze, ‘zeg dat even tegen de chauffeur van de geluidswagen als hij terug is.’
‘Maar ik ga óók naar Middelburg.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Als je me achterna komt, snij ik persoonlijk de oren van je hoofd.’ Ze scheurde weg. Om waarschijnlijk in Middelburg te vernemen dat ze op de hooizolder van Roost een adder aan de ampele borst had gekoesterd.