Toen ik drie kwartier later bij hem binnenkwam, zat hij achter een glas cognac. ‘Toch veel emotie voor één dag,’ zei hij.
‘Hoe kon dat nou?’ vroeg ik. ‘Wordt die berg nooit onderhouden? Daar moet toch regelmatig iemand komen?’
‘Dat heb ik laten nagaan. Maar die lijken liggen er nog niet zo lang. De berg valt onder de gemeente en een werkman - iemand van publieke werken zal ik maar zeggen - heeft vorige week geconstateerd dat er gegraven was. Maar niks gevonden. Ik heb ook de gaten laten controleren waarin de lijken lagen, maar die zijn van tevoren gefabriceerd. Er is eerst een hol gegraven en dat is van binnen gestut met planken en platen.’
‘Iemand heeft dus een surprise bedacht?’
‘Ja,’ zei hij. ‘Dat lijkt me wel duidelijk.’
‘Je weet wie die man onder dat ijsdeksel was?’
‘Dat wist ik direct toen ik het deksel zag. Er wordt al twaalf dagen een ijscoman uit Wolfaartsdijk vermist. Gerrit Bonzij. Zonder een spoor na te laten verdwenen. Ik heb de rapporten gezien: zijn kar stond in zijn schuur. Niet dat er iets vermist werd, een deksel en een plank. Daar zullen ze niet op gelet hebben.’
‘Wou je van mij nog iets weten, of mag ik weer weg? Ik moet nog een plek voor de nacht zoeken.’
‘Jij vindt altijd wel wat,’ zei hij grijnzend, terwijl ik aan zijn gezicht niet kon zien wat hij bedoelde. ‘Als je even wacht, Flipse komt eraan met iets dat ik je wou laten zien.’
Buiten voor het raam stapte de politieman van zijn brommer, en liep naar het huis, een man met het kruis laag tussen de dijbenen. Die droeve gang veranderde op slag toen hij het kantoor binnenkwam, hij daverde over de drempel als een olifant die zijn eigen territorium herkent. Uit een slappe aktentas haalde hij voorzichtig een plastic zak en legde die voor Jubal neer. ‘Zowel de oude Willems, als Van Oren, als de jonge Roost, bevestigen het, inspecteur,’ zei hij. ‘Het is van Jan Lemming.’
Jubal draaide de zak om mij te laten zien wat er in zat. Een soort padvindersmes. Een handvat met bruinig, artistiek snijwerk, en een lemmet met die diepe bloedgeul waar padvinders altijd trots op zijn. Er zat een zeer lichte, zeer lichtbruine aanslag van roest op het staal.