holten. Nu ik de hoed had weggehaald staarde hij star en zinloos naar de hemel. De huid was groenig grijs.
Mijn maag stuurde de jonge klare die ik bij Kee had gedronken naar boven en ik moest rechtopstaand een paar keer diep ademhalen om alles binnen te houden. Ik stak een sigaartje op en legde de hoed weer waar hij gelegen had.
Flipse stond nog steeds bij de vijver en zag met zijn handen op zijn rug toe. ‘Is de inspecteur nog in het dorp?’
‘Ik denk het wel,’ zei hij. ‘Hij wil er straks bij zijn als dit leeggepompt is.’
‘Zou je hem dan willen bellen. Er ligt een dode man in de vluchtberg.’
Flipse bleek een goed soldaat. Hij stond er niet op om eerst zelf te gaan kijken. Hij stapte naar de pastorie om op te bellen en werd onmiddellijk binnengelaten. Jubals Volkswagen was er na zes minuten.
‘Zorg dat niemand ons volgt,’ zei Jubal tegen Flipse. ‘Kom daarna naar ons toe.’
Ik leidde de inspecteur naar de berg, langs dezelfde kant die ik gegaan was. Hij deed zijn handschoenen aan en tilde de hoed voorzichtig op.
Hij bleef staan met de hoed in de hand. ‘Hoe kwam je hier?’
‘Op aanwijzing van Jan Lemming - de ansicht met de vluchtberg is moeilijk te krijgen. Het leek me zin te hebben om er daarom eens te gaan kijken.’
Van vlak bij hoorden we de stem van Flipse, een beetje geagiteerd: ‘Inspecteur!’ ‘Ja,’ riep Jubal. Hij begon te lopen naar de andere kant van de heuvel, Flipses stem klonk van de oostzijde, terwijl wij langs de westkant naar het lichaam, althans het hoofd, gelopen waren.
‘Wat is er, Flipse?’
De opper deed erg opgewonden en maakte korte bewegingen met zijn rechterhand naar de grond. ‘Ik heb 't aangeraakt, inspecteur. Zonder handschoenen. Dat is fout natuurlijk. Dat is fout. Maar ik wist niet dat... en ik dacht dat u erbij zou wezen.’
‘Wat heb je aangeraakt?’
Voor Flipse, tegen de heuvel aan, lag een zilverachtig voorwerp. Het deksel van een ijspot op een ijscokar.