komt, 't is in ieder geval een plat gebied waar ze tegen een paardebloem nog u zeggen. - Hier stoppen we. Het duurt niet lang. 't Is een wijfje dat zich niet wast en ik moet alleen wat poriën openmaken.’ Hij greep zijn tas en huppelde het tuinpad op.
Ik bleef achter het stuur zitten, met een cigarillo van de dokter. Tien minuten later zag ik Flipse in mijn achteruitkijkspiegel komen aanfietsen. Hij stapte af, zette zijn rijwiel op de standaard, zijn vuisten in zijn zij en riep tegen me. Ik draaide het raampje omlaag:
‘Ik zag je mond bewegen.’
‘Wat doe jij hier?’ gromde hij op de toon die daarvoor staat.
‘Ik ben particulier chauffeur van dokter Vreugddal geworden.’
‘Zo. Weet inspecteur Jubal dat?’
‘Ik hoef bij hem toch geen werkvergunning aan te vragen?’
‘Ja, maar,’ hij voelde even met beide handen aan zijn maag, ‘ik dacht toch dat de inspecteur je verboden had hier te komen.’
‘Hij heeft gezegd dat hij me hier niet wilde zien. Dus ik blijf uit zijn buurt. Als hij denkt dat ik de oude Lemming in die vijver heb gegooid, moet hij me maar arresteren.’
Flipse dacht na. Toen zei hij: ‘Denk erom dat ik je in de gaten hou.’
‘Ik ga voorlopig waar de dokter gaat,’ zei ik, om het spelelement te bewaren.
‘Ik zou maar uitkijken,’ grauwde hij. ‘Die vent is vlak voor het weekend nog bij de vermoorde in zijn huis geweest.’ Hij liep meteen weg.
Toen Vreugddal terug was en verteld had dat hij weer hele stukken vel met wasbenzine had gedaan (‘uw arts reinigt ook chemisch’), legde ik hem dat nog even voor.
‘Zeg, jij had die sleutel van Lemming, hè, voor controle. Wanneer ben je voor het laatst bij hem thuis geweest?’
‘In dat huis? Dat moet vóór Kerstmis geweest zijn. Toen wou hij de deur niet uit, hij dacht dat hij kinkhoest had. En dat terwijl niemand meer weet wat dat is.’