Tussentijds
(1972)–Kees Fens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Schrijven in kleinere kringenIn de bundel Een warm hemd voor de winter van Hans Vlek staat een gedicht met de uit ontelbare poëziebundels bekende titel ‘Herfst’. Het gedicht is een gedicht over de voorbereidingen tot het schrijven van een gedicht, dat dan ‘Herfst’ heet. De voorlaatste strofe ervan luidt als volgt:
Sigarenmakers hebben het al opgegeven
handspinsters en klompensnijders dito
maar hij niet
De ‘hij’ is de dichter, en wat hij niet opgeeft is het ambacht van het schrijven. Hij is de laatste van de handarbeiders, van wie enkele door middel van de folklore nog enige tijd hun bestaan hebben kunnen rekken. De schrijver staat nu alleen, hetgeen hem de glorie van de curiositeit zou kunnen geven als hij er niet toe veroordeeld was, zijn schrijfwerk uit te leveren aan een uitgevers- en boekenwereld die steeds meer geïndustrialiseerd raakt, met alle vooral economische consequenties van dien. Aan het eindpunt van alle activiteiten staat de lezer, die in ouderwetse ambachtelijkheid van handelen niet voor de schrijver onderdoet. Zowel schrijver als uitgever trachten hem te werven, maar op verschillende gronden en met andere belangen. En in die belangenstrijd dreigt de schrijver het te gaan verliezen. Zo gesteld is het bovenstaande een bewering zonder grond, die met enige handigheid door een andere fictie verdrongen kan worden. Er is echter feitelijk materiaal ter ondersteuning. Gewezen kan worden op het vorig jaar in | |
[pagina 16]
| |
Engeland verschenen verslag van een symposium over The writer in the marketplace,Ga naar eind1 waarin alle belangengroepen - de schrijvers, de uitgevers, de lezers, de bibliothecarissen - aan het woord komen en veel beweringen met exacte gegegevens en cijfers worden toegelicht. Zo vertelt Michael Dempsey, verbonden aan New Autors Ltd., een afdeling van de Hutchinson Publishing Group, het volgende: in 1967 publiceerde hij een roman van een debutant in drieduizend exemplaren. Het boek kostte vijftien gulden; de produktiekosten waren ƒ 18.000,-. De roman kreeg in vooraanstaande bladen uitstekende recensies. The Guardian koos de roman als boek van de maand en noemde het het belangrijkste debuut van het jaar. Een jaar na verschijnen waren 2243 exemplaren verkocht; daarvan gingen er 2050 naar openbare bibliotheken. Blijven over 193 particuliere kopers. En dat alles, zegt deze uitgever, bij een boek met zulke recensies, waaraan bijna twee jaar geschreven werd en waarvan produktie, aanbieding etc. negen maanden hadden gekost. Zijn tweede voorbeeld is nog ontmoedigender. Zijn conclusie is, dat zijn afdeling al lang haar werk had moeten staken, werkte zij niet onder de bescherming van een grote uitgeverij. Voor Nederland is het materiaal heel schaars. Er wordt wel veel beweerd, maar door middel van documentatie weinig bewezen. Drie Vlaamse auteurs hebben een poging gedaan de discussie over de crisis in de literatuur mede als gevolg van economische kwesties uit het veld van de losse al of niet scherpzinnige beweringen te halen en de lezers feiten voor te leggen. De drie zijn: Daniël Robberechts, Jan Emile Daele en Daniël van Hecke. En het verslag van hun eerste onderzoek heet Uitgeverij (aflevering van Totems/schrift,Ga naar eind2) met de beperkende ondertitel ‘Een werkdocument’, want de auteurs nodigen de lezers uit tot correctie, aanvulling, verstrekking van ander materiaal. Wat de drie aan materiaal bijeengebracht hebben, is al heel veel en veel-zeggend. Uitgangspunt van de documentaire is een bewering die evengoed een beschuldiging genoemd kan worden, een juiste dan, want ze laat zich ook als conclusie van het onderzoek betitelen: ‘In het bestaande economische systeem wordt de eerste sociale uitwerking van een geschrift niet | |
[pagina 17]
| |
gevormd door de lectuur ervan, maar door de economie van het bedrijf dat die lectuur mogelijk maakt’. Wat is er aan de hand? Concentraties van uitgevers zijn aan de orde van de dag; er ontstaan steeds grotere bedrijven, die uit economische noodzaak steeds meer moeten industrialiseren. De grote nieuwe concentraties vereisen een opvoering van de produktie en daarmee samenhangend een opvoering van de verkoop. In verband met dat laatste is het niet verwonderlijk dat grote uitgeversconcerns er steeds meer toe over gaan, boekhandels te kopen; in die boekhandels krijgt uiteraard het eigen boek een eerste plaats; bekend is dat bedrijfsleiders extra premies krijgen bij hogere verkoop van piodukten van de eigen uitgeverij. Het boek, ook het literaire, dreigt een industrieprodukt te worden. Maar de aard van het literaire werk verdraagt die verandering niet. Literatuur in strikte zin heeft altijd een gering percentage van de boekenproduktie uitgemaakt; het lezersaantal ervan is ook beperkt: het aantal kritische lezers wordt geschat op nog geen tien procent. En dat aantal wordt eerder kleiner dan groter. Een steeds meer dringende grotere verkoop maakt het noodzakelijk, dat de te verkopen boeken een geringe moeilijkheidsgraad hebben; er moet een heel groot publiek bereikt worden. Literatuur valt zelden onder die categorie boeken. De grotere produktie maakt een snelle doorstroming van de boeken noodzakelijk; nadruk zal komen te liggen op die boeken die snel van uitgever bij klant belanden. Wat niet snel gaat, wordt al gauw afgestoten. Hoe gauw, daarvan kan ieder zich overtuigen na een enkel bezoek aan zaken als die van De Slegte: verramsjing vraagt tegenwoordig nog weinig tijd. De uitgevers moeten ruimte maken voor de nieuwe stroom. Het boek dat slechts langzaam publiek wint - en daar behoren vrij veel literaire uitgaven toe - krijgt nauwelijks kansen meer tot die werving. Ook niet bij de boekhandel. Want het zal duidelijk zijn: met de verandering in de uitgeverijen moet de boekhandel wel van karakter veranderen. De boekhandel begint de gevolgen van de grote en snelle produktie te bemerken; ook hij moet wel, uit zelfbehoud, het snel verkoopbare boek alle aandacht gaan geven, ook hierom: de boekhandel heeft grote | |
[pagina 18]
| |
concurrentie aan inloopwinkels en kiosken, die zich uitsluitend met het gemakkelijk en snel verkoopbare boek inlaten. De sterk persoonlijke promotie, die een literair boek vaak behoeft, is niet meer mogelijk. Het is onvermijdelijk, dat op misschien niet eens te lange duur, de produktie- en verkooppolitiek van de uitgevers en de daardoor noodzakelijk gewijzigde verkooppolitiek van de boekverkopers, de uitgave van bepaalde soorten werken onmogelijk zullen maken. Wat moet een dichtbundel, met zijn zeer beperkte lezerskring, in deze molen? Het mag bekend heten dat nieuwe poëzie een tijd van gewenning bij de lezers vergt. Vroman heeft eens het verhaal verteld, dat hij vóór de oorlog gedichten opstuurde naar De Gids; hij kreeg die prompt retour met een vriendelijk afwijzend briefje. Daarin stond onder meer: deze verzen moeten nog rijpen. Vroman voegde hieraan toe, dat hij de gedichten toen enige tijd op zolder heeft gelegd, als betrof het appelen of kastanjes. En zie, na de oorlog bleken ze gerijpt: ze werden gepubliceerd. In feite moeten de lezers rijpen. Van dezelfde Vroman waren de afzonderlijke bundels, bijeengebracht in het verzamelboek 126 gedichten, bij uitgave van het laatste nog niet geheel uitverkocht. Een uitgeverij en een boekhandel nu die voortdurend opgejaagd worden door de noodzakelijke nieuwe stromen boeken, zullen dat rijpingsproces een onmogelijkheid gaan maken, doordat de boeken snel moeten verschijnen en uit de winkels verdwijnen. Wellicht komt het nog zo ver, dat men voor een boek ouder dan zeg driekwart jaar in de boekhandel niet meer terecht kan doordat de voorraad een vlottende is geworden. Door economische noodzaak worden culturele zaken dingen van de dag. En wellicht alleen niet voor de boekenliefhebber oude stijl krijgt de economie gelijk van de ‘ideologie’. (Of de twee hebben elkaar opgeroepen.) Het vroegere boek suggereerde door zijn uiterlijk stabilitas en traditie. Literatuur bleef geldig over eeuwen heen. Een bibliotheek vertegenwoordigde, ja wás een groot stuk cultuur in huis, de huizen van de weinigen dan die bij de literaire cultuur - slechts verstaanbaar met kennis van tradities en conventies - betrokken waren. Zoals het boek de cultuur stabiliseerde, | |
[pagina 19]
| |
stabiliseerde de lettré de cultuur. Van dit laatste klopt nog iets na in de nog altijd aanwezige eerbied voor de in literatuur en geesteswetenschappen belezen mens. De cultuur is niet langer een boekencultuur en het literaire spel van conventies wordt nog wel gespeeld, maar in een steeds kleiner wordende kring van intimi en vooral kenners, zonder echter het vroegere gezag buiten die kring. Het geleidelijk verdwijnen van de boekencultuur heeft aan de oude cultuurvormen hun stabilitas ontnomen. Het boek vertegenwoordigt voor velen in de meeste gevallen alleen het verleden, de oude bibliotheek is niet langer een stevige muur die eeuwen kan trotseren, maar een museale aangelegenheid.Ga naar eind3 Zonder te veralgemenen, kan men toch wel zeggen, dat dé huidige boekvormen pocket en paperback zijn, het goedkope boek, verkrijgbaar voor heel velen, maar ook het goedkoop gemaakte boek: het mist elke uiterlijke stabilitas. Het dient niet voor tijden, maar voor dagen. Lezen is consumeren, eerder dan reserveren. De vorm van het boek heeft de leesgewoonten veranderd, zoals die andere leesgewoonten, voortgekomen uit een totale cultuurverandering, de nieuwe vorm van het boek hebben opgeroepen. En het karakter van die leesgewoonten maakt een snelle en grote toevoer van boeken noodzakelijk. En dat onafgebroken. De boekenindustrie gaat alle kansen krijgen. De snel verwerkende boekhandel eveneens. Maar de literatuur dan? Niet ontkend kan worden, geloof ik, dat de literatuur in feite nog werkt vanuit een verleden cultuur: in haar gerichtheid op een kleine kring, in haar vormen - de poëzie, de roman - in haar verbondenheid met een traditie; literatuur is zonder literatuur immers onbestaanbaar. In het algemeen staat de ‘ideologie’ van de literatuur dwars op de op dit ogenblik overheersende ideologie. Nu kan die dwarse positie voor de literatuur alleen maar een gezonde zijn; opgaan in het gemeen heeft voor de literatuur altijd betekend kapot gaan. De moeilijkheid is echter, dat nu het verschil in ideologie het verschijnen van het literaire boek zelf gaat bedreigen. En al verschijnt het nog - er zijn nog uitgevers die veel wagen - dan zijn daar weer talrijke belemmeringen voor het | |
[pagina 20]
| |
doordringen van dat boek tot een groter publiek. Het lijkt erop, dat de literatuur op de dreigende isolatie reageert op een wijze die de isolatie nog versterkt: in moeilijkheid tracht zij vaak haar bijzonderheid waar te maken. Moeilijkheid die weer een hele binnenkerkelijke kring van exegeten heeft opgeroepen, die op hun beurt in hun cijferen puzzelwerk de indruk van moeilijkheid nog versterken en het literaire werk nog meer isoleren: ook het commentaar is nu nog voor de incrowd. De actieradius van de schrijver wordt geringer. Daarover klagen is echter alleen mogelijk, wanneer men er, als in alle vorige eeuwen, van blijft uitgaan, dat één verwoordt voor velen: de enkeling spreekt uit en is geweten en brengt de veranderingen voor velen op gang. In bijna alle voordrachten uit The writer in the marketplace staat de schrijver als enkeling tegenover de velen die hij toch zo graag zou willen bereiken, een wijze van inwerking die wellicht eerder in een ouder cultuurpatroon thuishoort: cultuur is of was een ‘verzakkingsproces’. Vanuit een eenzame hoogte of een eenzaam middelpunt kwam wat cultuur heet tot velen. Het lijkt erop dat nu eerder het omgekeerde plaats heeft: de veranderingen beginnen van onderaan af. De bedeelden van eens hebben het initiatief genomen. En dat niet alleen: de wijzigingen spelen zich hoofdzakelijk af in gebieden die men wel tot de cultuur maar nooit tot de kunst heeft gerekend. Onbegrijpelijk is het niet dat er voor die media of genres die eeuwen lang de ‘kunst’ als een topverschijnsel min of meer vertegenwoordigd hebben, minder belangstelling is. Ik ben hier afgedwaald van het document van de drie Vlaamse schrijvers, die een belangrijke doorlichting geven - met veel cijfers, citaten, documenten - van de politiek van veel uitgevers (die ook een cultuur-politiek is) en van de gevaren die de schrijver bedreigen, ook als hij zich in de nieuwe stroom laat meevoeren. In het slotdeel van de documentaire komt het verschijnsel van de ‘parallelle’ uitgeverij uitvoerig ter sprake: de kleine, piepkleine uitgeverij, die naast de concerns werkt, heel speciale dingen publiceert en voor sommige auteurs het smalle trottoir is waarop zij vanaf de drukke rijweg nog gauw kunnen | |
[pagina 21]
| |
vluchten. Het lijkt niet onmogelijk (het is verbazend, hoeveel kleine uitgeverijtjes er al zijn, met name in Vlaanderen), dat deze zaken met name voor de literatuur in de toekomst van veel belang kunnen worden, zoals dat ook het geval kan zijn met wat ik nu maar even de parallelle boekhandel, de kleine boekhandel voor de liefhebbers en kenners, die in de steeds talrijker wordende boekenwarenhuizen het en het boek niet meer kunnen vinden. Er is wel eens geopperd, dat het er mee zal eindigen, dat de dichter die zijn werk nog in de publiciteit wil hebben, dat werk zelf zal moeten gaan stencilen en verspreiden, binnen de kleine kring van de geestverwanten. Merkwaardig verloop: de dichtbundel, het literaire boek, zal gaan eindigen op het punt waar het boek begonnen is: in de zeldzaamheid, gevolg van het handwerk. |