Julia
(1982)–Rhijnvis Feith– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 226]
| |
Bijlage 1: Voorbericht [tot de tweede druk]Voorbericht.1Ik heb deezen tweeden druk niet in de waereld willen zenden, zonder mijne 2erkentenisse te betuigen aan de menigvuldige begunstigers mijner julia - 3waaronder ik het genoegen gehad hebbe van lieden te mogen tellen, die door 4hun hart, niet minder dan door hunne kunde, aan het Nederlandsch Ge-5meenebest der Letteren eene wezenlijke eer aandoen. Dan, schoon ik mer-Ga naar voetnoot4-56kelijk meer goedkeuring gehad heb, dan ik mij immer heb durven beloven, 7wil ik echter niet ontveinzen, dat aan den anderen kant mijne verwachting 8van zeer veel Lezers te zullen vinden, die mijn werkje belagchlijk voor zou 9komen, niet geheel ongegrond zij geweest. Ik kon toch gemaklijk vooraf 10weten, dat de zuivere kunstelooze taal van 't gevoel aan minder gevoelige 11harten geoutreerd, en aan gevoelloozen volstrekt ongerijmd voor moestGa naar voetnoot11 12komen, vooral indien ze philosopheren wilden, waar ze gevoelen moesten. IkGa naar voetnoot12 13weet ook aan de zulken niets tot hunnen troost te zeggen, dan den wel-14menenden raad van julia niet te kopen; - of, zo zij ongelukkig genoeg zijn 15van dien koop reeds gedaan te hebben, dit ongeval, met den geheelen inhoud 16van julia er bij, zo dra mogelijk, te vergeten - waarom zouden zij er eene 17tweede proef van nemen? julia is en blijft toch voor hun een Roman - 18zonder waarschijnlijkheid - en daar alles zeer zeker in geoutreerd is, als zij 19er de gevoelens van naar hun eigen hart afmeten.
20Ondertusschen spijt het mij, dat ik verhinderd ben geworden in deezen 21tweeden druk gebruik te kunnen maken van de gegronde en keurige critiques, 22daar sommige mijner kundigste Vrienden, die in alles onder het getal der 23bevoegde Kunstrechters van soortgelijke voortbrengsels behoren, mij wel | |
[pagina 227]
| |
24mede hebben willen vereeren. Ik heb er de waarheid zeer wel van gevoeld, en 25mijne julia zou merkelijk beter geworden zijn, indien ik ze naar deeze 26aanmerkingen had mogen verbeteren - dan, de algemeene klagte van de 27Bezitters des eersten druks, op het horen dat ik, binnen een' zo korten tijd, 28eenen tweeden verbeterden uit zou geven, heeft mij dit belet. Ik begreep in de 29daad dat het onbillijk ware de waarde des eersten druks voor dezulken, die 30denzelven werkelijk bezaten, en de eenige oorzaak geweest zijn, dat de 31tegenswoordige nieuwe uitgave noodzaaklijk zij geworden, te verminderen. 32Aan deeze reden heb ik mijne eigen keuze met vermaak opgeofferd.
33Eer ik dit kleene voorbericht sluite, moet ik er nog een woord bijvoegen. 34- Onder de verschillende naamlooze brieven, daar men mij, bij gelegenheid 35der uitgave van julia, mede vereerd heeft, bevind er zich een, gedagtekend 36uit Zutphen den 24. Mey 1783. Ik heb mij over mijne onkunde omtrent den 37naam mijner overige Begunstigers getroost, hoe zeer er onder zijn, wier 38goedkeuring mij niet onverschillig is - dan, ik wil niet ontveinzen, dat ik 39hartlijk eene Vrouw wenschte te kennen, die zo kiesch denkt, als ze met veel 40kunde, smaak, en bevalligheid schrijft, en zo ooit dit voorbericht onder 41haare oogen mogt komen, en zij den Schrijver van julia hoog genoeg acht 42om den kring zijner Vrienden met eene Vriendin van die waarde te willen 43verrijken, dan verzoekt hij op de dringendste wijze dat een tweede brief hem 44moge doen weten aan wie hij de eerste verpligt is, en in staat stellen om aan 45de Schrijveresse zelve zijne erkentenis en hoogachting te betuigen. |
|