Julia
(1982)–Rhijnvis Feith– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 192]
| |
Selinde.1Neen! dierbre Mellfont! - Dit denkbeeld kan met de waare 2Liefde niet bestaan - Ach! verzaak het - het rooft in eens medoo-Ga naar voetnoot23genloos al mijn geluk. - Gij moet niets - volstrekt niets boven mij 4beminnen. - Ondankbaare! doe ik het iets boven u? -
5Terwijl de tedere Selinde, op eenen schoonen Lentedag in een 6eenzaam priëeltje aan de zijde van haaren jeugdigen Minaar gezeten, 7deeze laatste woorden uitbragt, zonk ze, geheel liefde, op het hart 8van haaren Afgod neder - en weende.
9mellfont.
10Mijne Selinde! leeft er een sterfelijke, dien ik meer dan u bemin? - 11Is er iets in de Waereld, dat mijn hart een rein genoegen kan geven, 12indien gij het niet met mij deelt? - Wordt mij de Eeuwigheid zelfs 13niet begeerlijker zo dikwerf als ik denk: ‘Zij zal aan de zijde mijner 14Selinde voor mij aanbreken en eindeloos voortspoeden? -
15selinde.
16En toch is er iets dat gij meer dan uwe Selinde bemint? -
17mellfont.
18God alleen, mijne Dierbaare! | |
[pagina 193]
| |
19selinde.
20En zo dra als gij dacht, dat de liefde tot God onbestaanbaar wareGa naar voetnoot20 21met de liefde voor uwe Selinde, zoudt gij mij zonder beraad ......Ga naar voetnoot20-21
22mellfont.
23Neen, Selinde! - dit zou het gevolg van het diepste en rijpste 24beraad zijn. Mijne oogen zouden meer en bitterer traanen storten, 25dan ze immer geplengd hadden - mijn hart zoude een' geweldigen 26strijd hebben doortestaan - maar dat hart zou geen rust weêr 27genieten voor dat ik u verlaten had, voor dat het geheele denkbeeld 28van u uit mijne ziel ....
29selinde.
30Houd op, wreede! - gij volëindigt mijne rampzaligheid. - -Ga naar voetnoot30 31Ach! waarom, waarom moest ik kunnen beminnen en eenen gevoel-32loozen aantreffen .....
33mellfont.
34Eenen gevoelloozen? - Ach! hoe weinig kent Selinde ......
35Twee onderhoorige Landlieden, die Mellfont over eene zaak, dieGa naar voetnoot35 36geen uitstel gedoogde, spreeken moesten, vertoonden zich op dit 37oogenblik aan den ingang van 't Priëel, en braken hier dit gesprek af. 38De een was een verdienstlijk Grijsaart, wien verscheiden deugden, 39meer nog dan de achtbaare grijze hairlokken, die zijnen kaalen 40schedel omboordden, eerwaardig maakten - de andere een deug-Ga naar voetnoot4041niet, te gevaarlijker omdat hij veel geest bezat, die, om winst te doen,Ga naar voetnoot41 42geen middel ooit schandliik vond. | |
[pagina 194]
| |
43Mellfont volgde hen - terwijl Selinde, diep in gedachten ver-44zonken en telkens onder het plengen van een' enklen traan, maar dieGa naar voetnoot44 45uit het fijnst gevoel ontsprong, beurtlings den hemel aanschouwde, 46en haar oog weêr op den grond, die overal het afdrukzel van den voet 47haars Minnaars vertoonde, hardnekkig vestigen bleef.
48Na verloop van een half uur trad Mellfont het Priëel weêr in.
49mellfont.
50Wat is die Jaap toch een aartige geestige vent! Hoe zeer zoude ik 51hem voor zijnen ouden Buurman verkiezen! -
52selinde.
53Dwaalspraakt gij, Mellfont? - Hoe gij kunt een' verachtelijkenGa naar voetnoot53 54bedrieger boven een deugdzaam mensch stellen? -
55mellfont.
56Deugdzaam - ja! als gij wilt - maar welk een geest zit in Jaap! 57Nooit spreek ik hem of hij vermaakt mij. - Welk eene koddige 58wending geeft hij aan alle zijne uitdrukkingen! - Bij den anderen is 59alles even droog, even .....
60selinde.
61Noemt gij de deugd en de eerwaardigste gevoelens droog? - 62Mellfont! miskende ik u dan tot op deezen rampzaaligen dag geheel?Ga naar voetnoot62 63- Sedert wanneer is de achting de grondslag der genegenheid niet 64meer in alle rechtschapen harten? En wordt deeze achting uit het 65gezicht der volmaaktheden, die wij in een voorwerp ontdekken, niet 66geboren? - Welk een verbazend onderscheid is er tusschen die beide | |
[pagina 195]
| |
67Boeren niet! - Hoe veel volmaakter is alles in den braaven Grijzen!
68mellfont.
69Onderscheid - ja! - Mooglijk in de daad zo groot niet als gij uGa naar voetnoot69 70verbeeldt.
71selinde.
72Als ik mij verbeelde? - Grooter, duizendmaal grooter .....
73mellfont.
74Dan tusschen Selinde en God? -
75Selinde was verpletterd. - Een blos van schaamte omtoog haarGa naar voetnoot75 76gelaat en boezem. - Zij gevoelde haar ongelijk tot in 't binnenste van 77haar hart. Mellfont maakte geen misbruik van zijne overwinning. - 78Hij vloog haar om den hals. -
79mellfont.
80Mijne dierbaare Selinde! Wat zoudt gij er bij verloren hebben, zo 81ik u boven mijnen grooten Schepper bemind hadde! - Eene al te 82groote tederheid voor mij, voor uwen gelukkigen, gevoelvollen 83Minnaar misleidde u, maar uw hart dacht recht. - Onze liefde, 84kan ze dien naam dragen, zal ze duurzaam zijn, moet op hoog-85achting gegrond zijn - anders is 't eene bloote drift - eene doorGa naar voetnoot85 86't vuil der menschlijkheid verlagende drift. Ik beminde u, Selinde!Ga naar voetnoot86 87omdat gij in mijne oogen het volmaaktste op aarde waart - God is 88boven alle bevattelijke volmaaktheid tot in het oneindige verheven! | |
[pagina 196]
| |
89- De eigen rede, die mij mijnen God aan mijne Selinde doet voor-Ga naar voetnoot8990trekken, kan u ten eenigen waarborge verstrekken, dat geen Meisje 91op deeze waereld ooit van mij boven u bemind zal worden. Geloof 92mij, buiten Godsdienst, is er geen bestendige Liefde, en hij, die niet 93bloost eene zwakke sterfelijke boven den Ongeschapen te stellen, zalGa naar voetnoot92-93 94nog minder zwarigheid maken het voortreffelijkst hart voor eene 95ziel van klei te verlaten. o Mijne Selinde! beminnen wij om eeuwig teGa naar voetnoot95 96blijven beminnen, en dat die van ons beiden, die het meest tot 97volmaking van het voorwerp zijner liefde heeft toegebragt, den roem 98der grootste tederheid wegdrage.
99Selinde weende nu op het hart van Mellfont traanen van blijd-100schap, gemengd met die der verhevenste schaamte - eindelijk beurt 101ze haar hoofd op. -
102selinde.
103Mellfont! gij bemint mij edeler, dan ik u gedaan heb - Neen! 104deezen hoogmoed kan ik mij zelve niet vergeven! -
105mellfont.
106Selinde! - God zal ze u vergeven! - Eene Liefde, die boven de 107vuurigste gedachte van den eersten Seraf onnadenkelijk verheven isGa naar voetnoot107 108- ook voor ondankbaaren! - behoort mede tot zijne volmaakt-109heden - hij immers heeft ons elkanderen op deeze waereld doen 110ontmoeten. - Ach! 't was om twee gelukkigen te maken! - - 111Selinde! zoudt gij iets aan dien God mistrouwen? - -Ga naar voetnoot111 | |
[pagina 197]
| |
112Selinde kon niet meer. - Mellfont was geheel aandoening. - 113Beide zakten ze op hunne kniën neder. - Eene uitpuilende wortel 114ondersteunde hunne doorëengevlochten handen, en hun gemeen-115schaplijk gebed klom tot voor den troon der hoogste Liefde op.Ga naar voetnoot115
* * * |
|