Het graf
(1977)–Rhijnvis Feith– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Aan mijn' vriend J. Kantelaar.Ga naar voetnoot+'t Is van een eenzaam Graf, getrouwste mijner Vrinden!
Dat u mijn dankbre hand dit needrig bloempje biedt;
Uw oordeel moog de gift te luttel waardig vinden,
Maar 't hart, waaruit ze sproot, veracht de vriendschap niet.
| |
[pagina 44]
| |
5[regelnummer]
Of zou 't uw stil genot een oogenblik verpoozen,Ga naar voetnoot5
Als u mijn Zangster op haar' sombren Grafzang beidt,Ga naar voetnoot6
En van een huuwlijksbed, nog fris van de eerste roozen,Ga naar voetnoot7
Bij 't bleeke licht der maan langs tombe en kerkhof leidt?
Neen, eedle kantelaar! ook daar bleeft gij gevoelen
10[regelnummer]
De waarde van uw teedre en deugdzaame Echtvriendin;
Het kil verblijf des doods moog wufte min verkoelen,
Het stort der waare Liefde een hooger aandrift in.Ga naar voetnoot12
Hoe kleen is alles hier! - wij wenschen en verwachten;
De traage smart verdwijnt, de vlugge vreugd vliegt heen;
15[regelnummer]
De tijd rukt voort, en 't stof van Voor- en Na-geslachten
Mengt de eigen aêm des winds gevoelloos onder een.Ga naar voetnoot16
't Is door het Graf alleen, dat we op die velden staaren,Ga naar voetnoot17
Waarin het waar geluk door 't koel geboomte zweeft;
Zo ziet het oog met vreugd de tuimelende baaren,
20[regelnummer]
Waarachter ons de reê aan 't Vaderland hergeeft.
De Deugd versmaadt geen Roos, hier op haar pad ontlooken,
Zij plukt haar dankbaar af en snelt met nieuwen spoed;
Zo juicht de Pelgrim bij een koele bron gedooken,Ga naar voetnoot23
Die hem door 't brandend zand te rasser ijlen doet.Ga naar voetnoot24
| |
[pagina 45]
| |
25[regelnummer]
De Vriendschap deed ons hart hier menig beekje vinden;
Maar eens, eens stort haar heil in rijker stroomen neêr;
Zo komt de Zomernacht het avondrood verslinden,
Maar schenkt de Morgenzon in vollen luister weêr.
O dat haar zoete troost, die rots en wildernisse
30[regelnummer]
Zo vaak tot wegen schept, waarop 't genoegen blinkt,
Nooit aan mijn beste vreugd, nooit aan mijn' onspoed misse,
Tot dat mijn Levenszon in 't vaale westen zinkt!
Smaak dan nog, eenzaam, 't heil, dat hier een edel leven,
Een deugdzaame Echtgenoote en waardig Nakroost biên -Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Dit uitzicht kan mijn hart een stil genoegen geven,
Ofschoon mijne oogen dan uw blijdschap niet meer zien.
Mijn naam moog dan temet nog van uw lippen vloeien,Ga naar voetnoot37
En u de naklank zijn van zoete mijmerij;
Zo doet verbeelding hier nog menig roosje bloeien,
40[regelnummer]
Schoon in het doodsche veld geen enkle roos meer zij.
Uw teedere Echtvriendin zal in uw' wellust deelen;Ga naar voetnoot41
De vriend van haare jeugd oogst ook van haar een' traan.
Dit offer van 't gevoel zal mijne grafrust streelen,Ga naar voetnoot43
En 't beste bloempje zijn, dat op mijn zerk zal staan.
45[regelnummer]
Zo mooge uw hart nog lang mijn nagedachtnis vieren,
Maar dat uw zoetste hoop, ook op mijn stof, niet kwijn';
De Vriendschap, Dierbren! zal de schepping nog versieren,Ga naar voetnoot47
Wanneer 'er in haar' kring geen Graven zullen zijn.
r. feith.
|
|