Het graf
(1977)–Rhijnvis Feith– Auteursrechtelijk beschermdV. Wijze van uitgave en bibliografie van Het GrafHet manuscript van Feiths leerdicht is hoogstwaarschijnlijk verloren gegaan. Feiths latere uitgever en vriend J. Immerzeel Jr.Ga naar voetnoot1 heeft indertijd al een ware jacht op de handschriften van de Zwolse dichter ondernomen, daarbij gesteund door Rhijnvis zelf die graag al zijn geschriften in handen van één eigenaar zag, omdat dan immers de mogelijkheid tot een volledige uitgave van zijn werken aanwezig zou zijn. Er is een brief bewaard van Feith aan Immerzeel, die alle hoop de autograaf van Het Graf te vinden de bodem inslaat: ‘Van het meeste, dat bij Allart gedrukt is, zijn geen manuscripten over gebleven. Hij sneed de bladen van een en zond ze mij met elke drukproef en als het vel afgedrukt was, raakten die blaadjes in 't vuur of op een zekere plaats. Van de weinige werkjes, daar de copie van geheel gebleven is, is er geen van in mijn handen. Mijn zoons hadden er een zwak op en zij bezitten ze thans allen.’Ga naar voetnoot2 Bij die ‘weinige werkjes’ zal Het Graf niet geweest zijn, aangezien er in het familiearchief-Feith niets van dien aard te vinden is, noch in de verzameling-Immerzeel van de Koninklijke Bibliotheek. De hierna volgende tekstuitgave geschiedt daarom naar de eerste druk (A), die in 1792 bij J. Allart verscheen. Want dat is de enige editie, waar Feith geheel verantwoordelijk voor kan worden gesteld. Uit een brief van 12 maart 1818 aan Immerzeel valt op te maken, dat deze toen juist het kopijrecht van Het Graf in handen had gekregen en van plan was een nieuwe druk uit te geven. Blijkbaar had hij de dichter over zijn voornemen gepolst. Feith was enthousiast: | |||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||
‘Gaarne zal ik de proeven van Het Graf en den Ouderdom nazien, als gij er een' nieuwen druk van oplegt. Aanvullende correcties heb ik er niet op gemaakt en ben er nu niet in staat toe. Ook houde ik er niet van,....Ga naar voetnoot1 ze reeds in zoo veele handen zijn, en ik het eigenlijk niet voor volkomen eerlijk houde, om ze alle voor gebrekkige edities te verklaren. En wat de voorreden betreft - wat zal ik daar in zeggen? Dat beide werkjes schoon verkocht zijn?’Ga naar voetnoot2 Dat zou eigen lof zijn en die schuwt hij. Enige tijd later, op 20 november 1818Ga naar voetnoot3, verzoekt Feith aan Immerzeel om voor de nieuwe uitgave van Het Graf de spelling-Siegenbeek aan te houden. Hij machtigt hem om iemand de tekst te laten herspellen. In 1819 verscheen dan eindelijk (na zevenentwintig jaar!) een nieuwe uitgave (B) van Het Graf, die op enkele, weinig essentiële punten van de vorige verschilt:
Voor het overige is B, qua tekst en uitvoering (formaat, paginering en illustraties), geheel gelijk aan A. De volgende uitgave (C) van Het Graf, in tijdsorde de derde, hoewel | |||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||
niet als zodanig aangeduid, verscheen in het elfde deel van de Dicht- en Prozaïsche Werken van Mr. Rhijnvis Feith uit 1824. De dichter was aan het begin van dat jaar, na langdurige ziekte, gestorven en kan dus geen bemoeienis meer met deze editie gehad hebben. In C ontbreken de vignetten van Reinier Vinkeles. De tekst is verder - behoudens enige nieuwe drukfouten - gelijk aan B. Tenslotte zag in 1829 nog een laatste, ‘derde’ druk (D) het licht, die in geen enkel opzicht van de tweede editie verschilt en dus wederom de prentjes van Vinkeles bevat. Het Graf is ook blijkens het aantal vertalingen een van Feiths populairste gedichten geweest. Tussen 1820 en 1830 verwierf het zelfs buiten onze landsgrenzen enige vermaardheid. Eerst bracht P.F.L. von EichstorffGa naar voetnoot1, een Duits officier, door Kinker te Luik in de neerlandistiek ingewijd, onze oosterburen in kennis met Feiths leerdicht. Zijn vertaling, in rijmende alexandrijnen, werd door de Vaderlandsche Letteroeffeningen geestdriftig begroetGa naar voetnoot2, maar is nochtans van geringe kwaliteit. Von Eichstorff volgt Feiths tekst zo goed en kwaad als hij kan. Wel veranderde hij enkele namen. Karel en Lucia uit de eerste episode heten hier Ewald en Julia; Nerina werd Lewina. Ook qua uitvoering staat deze vertaling achter bij het origineel, aangezien de vignetten ontbreken. Meer succes had de vertaling in het Frans van de kundige Auguste ClavareauGa naar voetnoot3 uit 1827, die al na enkele dagen uitverkocht was, zodat op korte termijn nog een herdruk verscheen. Clavareau liet in zijn voorbericht duidelijk uitkomen, dat het hier niet zo maar een gelegenheidsvertaling gold: ‘J'offre au public la traduction du chef-d'oeuvre de Feith qu'un litérateur français a apellé, à juste titre, un trésor exotique.’Ga naar voetnoot4 | |||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||
Belangrijker echter is, dat de Franse vertaling een ander aspect van Feiths gedicht op de voorgrond stelde dan de Nederlandse kritiek gewoon was te doen. Terwijl de Vaderlandsche Letteroeffeningen in 1824 Het Graf een monument van ‘oud-vaderlandsche deugd en godsvrucht’ noemde, bewonderde Clavareau Feiths werk vooral om zijn authenticiteit als een romantisch kunstwerk: ‘Je n'ai pas besoin de faire observer que cet ouvrage n'est pas une fiction poétique: la sublime mélancholie dont il est empreint d'un bout à l'autre, atteste que l'auteur a écrit ce qu'il avait lui-même éprouvé;’Ga naar voetnoot1 Het tedere sentiment vond bij Clavareau meer erkenning dan het stichtelijk gemoraliseer. Met andere woorden: hij trok Het Graf zoveel mogelijk weg uit de Young-sfeer, wat in het bijzonder blijkt uit de vervanging van Vinkeles' sombere, om niet te zeggen griezelige, vignetten door een liefelijke titelprent, voorstellend een grafsteen in de vorm van een rustbed, waarop de schone gestalte van Léwina ligt uitgestrekt. Het geheel is geëncadreerd in een parkachtig landschapGa naar voetnoot2. De tekst zelf sluit nauw aan bij die van Feith. Alleen werden weer de namen van de dramatis personae uit de episoden veranderd. Karel en Lucia figureren hier als resp. Volnis en Célina; Nerina werd Delphina; Emilia heet nu Léwina en Sophronia verschijnt als Elmire. Ook deze vertaling is geschreven in de alexandrijnse versmaat. Tot slot volgt thans nog een overzicht van alle volledige en fragmentarische vertalingen, voorafgegaan door een bibliografie van de diverse edities van Het Graf:
| |||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||
In het familiearchief-Feith te Vorden bevinden zich twee Franse brieven van 16 okt. en 13 dec. 1796, door zekere L'Olivier (‘Col: Adjt. général’) uit Groningen aan Feith gericht. Ze handelen over een Franse vertaling van Het Graf waar de briefschrijver aan bezig is. Hij was blijkbaar al gevorderd tot halverwege zang IV. Het manuscript van deze vertaling (Le Tombeau, Chant I-III) berust eveneens in het Feith-archief. |
|