De reis om de wereld in veertig dagen of De zoon van Phileas Fogg
(1908)–Jan Feith– Auteursrecht onbekend
[pagina 131]
| |
Hetgeen een zeer rumoerig hoofdstuk is, omdat de heer Fogg en zijn knecht midden-in een militair oproer terecht komen, waarin zij buiten hun schuld betrokken worden, om er een belangrijke rol te spelen.De heer James Fogg en zijn reisknecht Passepartout Jr. hadden den voet nog niet gezet op het perron van het station van Wladiwostok, of twee zware gendarmen traden op hen toe; de eene plaatste zich vlak voor den heer Fogg de ander voor Passepartout, en bijna tegelijk zeiden zij: - ‘In naam van den Tsaar bent u onze gevangenen.’ Beiden zeiden dit in het Russisch; wellicht zou het in een andere taal meer indruk gemaakt hebben dan nu. Tenminste de heer Fogg maakte met de eene hand, die vrij was - in de andere hand hield hij een tamelijk dik boek, in geel kaft, waarop gedrukt stond: ‘Beschrijving van Wladiwostok en den Gouden Hoorn’ - een vage beweging, waarmee hij te kennen scheen te willen geven, dat de woorden van de gendarmen hem onverschillig waren. En wat Passepartout aangaat, die dacht aan geen kwaad; integendeel, want met een gelukkig gezicht keek hij den | |
[pagina 132]
| |
politieman aan en vroeg in zijn talenmengelmoesje: ‘Zijn er misschien al twee groote koffers aangekomen?... die zijn van mijn meester. En we stellen er heel veel prijs op, ze zoo vlug mogelijk in ons bezit te hebben, want er zitten allerlei belangrijke dingen van ons in.’
Zoowel het gebaar van den heer Fogg, als de woorden van Passepartout deden de gendarmen de wenkbrauwen fronsen. Een haalde er een papier voor den dag en las voor: - ‘Bevel tot aanhouding van een jongen man met blozend gelaat en blonden krullebol, bijzonder kenteeken: een winkelhaak in de rechter-broekspijp, dewelke in gezelschap reist | |
[pagina 133]
| |
van een tweeden jongen man, wiens teruggetrokken houding en manieren zeer opvallend zijn.’ Dit werd wederom in het Russisch gezegd, doch ditmaal lieten de twee gendarmen die woorden vergezeld gaan van een welsprekend gebaar; op hetzelfde oogenblik hieven zij hun langen rechterarm omhoog, en legde elk een hand op den schouder van den heer Fogg en van diens reisknecht. Doch zoowel de heer als de knecht maakten een krachtig gebaar van verdediging. De heer Fogg legde de vlakke hand op de borst van den gendarme en duwde dezen achteruit. Daarbij sprak hij duidelijk en kort-af: - ‘Engelsch onderdaan. Breng mij voor den Engelschen consul.’ Doch Pass' was welsprekender, want een stortvloed Jordaan-scheldwoorden liet hij op den Russischen politie-dienaar neerregenen, en meteen probeerde hij zich uit den greep van zijn aanvaller los te rukken. Het zou hem zeker gelukt zijn, wanneer geen versterking ter plaatse was gekomen. Aan een van de deuren van het stationsgebouw was de Russische kolonel, dezelfde, die den treinrit had meegemaakt, verschenen; achter hem traden een korporaal met vijf soldaten op het perron en omringden de twee reizigers. Toen Passepartout het kikkergezicht van den kolonel zag, was hij even sprakeloos van verbazing, in het volgende oogenblik begreep hij hoe de vork in den steel zat; hij zou den kolonel naar de keel zijn gevlogen, wanneer de gendarmen en de soldaten dit niet hadden belet. - ‘Schobbejak!’, brulde Pass' op z'n Hollandsch, terwijl de soldaten hem meesleurden, ‘als ik je ooit weer ontmoet dan zal ik nog een rekeningetje met je vereffenen voor achterstallig gidsloon, plus een rijtoer door Siberië. En | |
[pagina 134]
| |
kom jij maar nooit in de Goudsbloemdwarsstraat, want dan roep ik de heele buurt tegen je bij elkaar!’ Doch de kolonel was op eerbiedigen afstand gaan staan en bleef daar met zijn leelijke vertrokken gezicht grijnzen, tot Pass' door de soldaten het perron was afgeleid. Toen trad hij op den heer Fogg toe, sloeg even aan en zei: - ‘Ik heb alle reden als verantwoordelijk Russische autoriteit het gedrag van u beiden te wantrouwen. Uw zoogenaamde reisknecht is, naar mij reeds eerder is gebleken, zonder behoorlijk paspoort de Russische grens overgegaan. Van af de Russische grens heb ik, in opdracht van den Russischen minister van politie, de reis in den trein meegemaakt en elk van de bewegingen van den verdachte gevolgd. Er broeit in geheel Rusland en Siberië, doch vooral in Wladiwostok een gevaarlijke geest van verzet, en op alle vreemdelingen dient zorgvuldig acht te worden geslagen. Zijn gedrag op reis heeft mij aanleiding gegeven, een bevel tot in hechtenisneming naar Wladiwostok te seinen. En wat u zelf betreft, meneer, u reist zonder bagage en heeft u gedurende de geheele spoorreis door Siberië angstvallig schuil gehouden. Naar mij voorts gebleken is, heeft u het grootste gedeelte van dezen tijd doorgebracht met studies op de kaart, benevens de lezing van boeken, welke door de keizerlijke Russische politie verboden zouden zijn, indien zij den inhoud kende. Ik heb dus tevens tegen u een bevel van gevangenneming afgegeven. Doch aangezien Rusland op voet van bevriende natie tot Engeland staat, en u Engelsch onderdaan is, zal ik u in de gelegenheid stellen, u in tegenwoordigheid van den Engelschen consul te Wladiwostok te verantwoorden.’ De heer Fogg had tot nu toe geen spier van zijn gelaat bewogen: | |
[pagina 135]
| |
- ‘Kan dit onderhoud onmiddellijk plaats hebben?’ vroeg hij stijf. - ‘Waarom?’, vroeg de kolonel. - ‘Ik heb haast,’ sprak de heer Fogg. - ‘Dan zal ik u moeten teleurstellen,’ antwoordde de kolonel. ‘In Wladiwostok is sedert hedennacht een ernstig oproer uitgebroken, de kleine staat van beleg is voor de stad afgekondigd; door de straten gaan gewapende militaire patrouilles, overal wordt gevochten; alle huizen zijn gesloten. En de Engelsche consul heeft tijdelijk de wijk genomen aan boord van het Engelsche oorlogschip ‘The Warrior’, dat in de haven ligt. - ‘Breng mij daar onmiddellijk aan boord,’ zei de heer Fogg op een toon, welke geen tegenspraak toeliet. Zelfs de onhebbelijke kolonel durfde niet tegenspreken. Hij trad een stap achteruit en beval den twee gendarmen: - ‘Volgt mij met den arrestant.’ Hij trad het stationsgebouw door; buiten stond een gesloten rijtuig, waarin de heer Fogg met de twee politiebeambten plaats nam; de kolonel stapte ook in. - ‘Naar de haven, aan boord van ‘The Warrior,’ beval hij den koetsier. Doch vóórdat het portier gesloten werd, stak de heer Fogg het hoofd naar buiten en sprak in vloeiend Russisch: - ‘Ik loof een premie van vijftig roebel uit, wanneer ge snel rijdt.’
Voor vriend Passepartout werd niet zooveel omslag gemaakt. De soldaten, die hem in hun midden hadden genomen, dwongen hem voort te gaan, en vooral de korporaal had hem stevig in zijn kraag gepakt en duwde hem vooruit. Zoo werd hij ruw het perron afgesleurd, tot men uit de | |
[pagina 136]
| |
oogen van den kolonel was. Maar toen veranderde eensklaps de houding van de soldaten; zij lieten Pass' los, de korporaal boog zich zelfs beleefd naar hem over en fluisterde hem in het oor: - ‘Hartelijk welkom in Wladiwostok, namens de partij!’
Pass' keerde zich verwonderd om en zag den militair in het gelaat. Hij meende het gezicht te herkennen en eensklaps riep hij uit: - ‘De Poolsche reiziger uit den trein!’ - ‘Stilte!’, zei deze snel. ‘Ik zal u alles uitleggen; doch neem intusschen den schijn aan, alsof gij tegen uw wil met ons meegaat. Wij zullen u op een veilige plaats brengen.’ En terwijl de soldaten nog om Pass' geschaard bleven en hem stevig vasthielden, marcheerde het troepje vlug | |
[pagina 137]
| |
door een breede straat, met groote steenen huizen, waarvoor de luiken gesloten waren. - ‘Heel Wladiwostok is in staat van oproer,’ vervolgde de man, in de uniform van Russisch korporaal, in wien Pass' werkelijk eenige moeite had zijn geheimzinnigen reisgenoot te herkennen, die hij in het Siberische plaatsje had achtergelaten, omdat er geen plaats meer voor hem was in het rijtuig, waarmee de anderen den Siberischen trein achterna gereden waren. - ‘Een groot militair oproer is uitgebroken, door het Russisch Comité van Actie op touw gezet. Men heeft gewacht op de komst van u en mij, om de officieren uit de forten te jagen, de kazernes te sluiten en de vlag van den Tsaar omlaag te halen. Ik ben gisteravond laat aangekomen, nog vóór u, wat mij door onze geheime middelen van verkeer zonder veel moeite is gelukt. Dadelijk heb ik uw komst per Trans-Siberischen trein aangekondigd; doch meteen bleek ons door onzen geheimen inlichtingendienst, dat kolonel Mastrowonojitz, die met ons in den trein reisde, een telegram vooruit had gezonden, om u en dien anderen vreemdeling, die met u reisde, te laten arresteeren. Ik wilde persoonlijk voor uw veiligheid zorgen, en maakte, dat deze vijf vertrouwde mannen van het Zwarte Comité van “Ware Nationale Mannen” gecommandeerd werden, om de stationswacht te betrekken; ik vermomde mij als korporaal - en zie daar! Doch wat uw reisgenoot betreft is ons plan gedeeltelijk mislukt. Op de twee gendarmen konden we niet rekenen; en bovendien bevindt de kolonel zich zelf in zijn gezelschap.’ Pass' had met stille verbazing naar het fluisterend voorgedragen verhaal van zijn geheimzinnigen vriend geluisterd. Waarom gaf die zich zooveel moeite voor hem? Waarom | |
[pagina 138]
| |
wachtte men hier in Wladiwostok op zijn komst, om een opstand te beginnen? Hij begreep daar niets van! Maar wat hij wel begreep was, dat het reisplan van zijn meester ernstig gevaar liep, door dit onverwachte oponthoud in de war te worden gestuurd. Zij waren niet in Wladiwostok om een soldatenoproer mee te maken, doch zoo snel mogelijk een middel te vinden, om naar Japan over te steken. Geen kapitein zou het echter wagen, in verband met de verwarring, die in de oproerige stad heerschte, te vertrekken. Van den kant van de haven hoorde hij telkens het doffe gedreun van kanonschoten; hij begreep wel, dat het daar ernst was. Hij zelf bevond zich gelukkig in veilige handen. Doch zijn meester? waar werd die heen geleid, en wat kon hij doen, om den heer Fogg te helpen, uit handen van den kolonel te geraken? - ‘Waar gaan wij heen?’, vroeg hij aan zijn vriend, den verkleeden Poolschen reiziger. - ‘Er is nu juist krijgsraad,’ antwoordde zijn geheimzinnige geleider, ‘aan boord van de “Askold”, een van de Russische oorlogsschepen, waarvan de bemanning dadelijk onze partij heeft gekozen. Al de mannen van het Zwarte Comité zijn aan boord verzameld. Aan de havenkade ligt een motorboot gereed, om u en mij vlug aan boord te brengen, waarna het algemeene plan van aanval op de stad zal worden opgemaakt; want alle officieren en een groot gedeelte van de troepen zijn nog tegen ons.’ Pass' zweeg al begreep hij niet, waarom juist hij den aanval op Wladiwostok moest helpen beramen.
Pass' werd door zijn militaire eskorte de hoofdstraat langs gevoerd. Men kwam geen sterveling tegen; een enkele | |
[pagina 139]
| |
Chinees kroop als een angstige hond langs de huizen. Alle winkels van de hoofdstraat waren achter stevige luiken gesloten; Wladiwostok, een stad van 40,000 inwoners, scheen wel een uitgestorven plaats. Hoe meer men de haven naderde, hoe zwaarder de kanonschoten dreunden. - ‘De onzen hebben de landbatterijen nog niet kunnen bezetten,’ zei de zonderlinge korporaal, ‘doch de bemanning van de “Askold”, het groote oorlogsschip, heeft onze partij gekozen; het hoofdfort in het zuiden van de stad en eenige torpedobooten worden door officieren bezet gehouden; zij onderhouden een geregeld bombardement op het schip, waarop al onze hoop is gevestigd, doch onze kanoniers schieten kranig terug.’ Men was nu aan de haven gekomen. Deze bood een prachtigen aanblik. Wladiwostok is de Russische benaming voor ‘beheerscheres van het oosten’; de stad troont daar als een rijke, vreemde vorstin op haar troon. De witte huizen liggen in een lang gelid tegen de heuvels, welke den inham van den Gouden Hoorn omkransen; de stad ziet er, vooral op een afstand, aantrekkelijk uit. Over een lengte van zes kilometer strekt zij zich langs de Amoerbaai uit. Wladiwostok - zoo was de wensch van haar stichter - zou, bij gebrek aan een geschikten uitgang voor Rusland naar de Middellandsche zee, welke door Konstantinopel versperd werd, een nieuwe weg voor het Russische wereldverkeer worden; en men koos daartoe, negenduizend kilometer van huis, dit eindpunt aan de Japansche Zee. De haven is zes kilometer lang, een kilometer breed; de baai is zoo rustig, dat de grootste zeeschepen kunnen binnenvaren en er voor anker komen liggen. De Russische regeerders bouwden er kazernen, forten, batterijen, dokken, huizen en kerken. | |
[pagina 140]
| |
Aan de breede havenkaden had Pass' een overzicht van dit alles. In de baai zag hij een aantal groote schepen liggen. Een er van, een grijs geschilderd oorlogsschip, lag zonder ophouden te schieten; telkens hoorde hij een doffen dreunenden slag en eenige sekonden daarna spoot een dikke straal rook uit den scheepswand. Doch heel aan den anderen kant van de baai, waarheen zijn geleider hem wees, zag hij een drietal laag op het water liggende zwarte booten
Het was zeker een interessant schouwspel; doch Pass' had haast, om iets omtrent zijn meester te weten te komen; en zijn geleider eveneens, om hem aan boord te brengen. Aan de kade lag een kleine nette motorboot gereed; ze zag er uit als een pleiziervaartuig, netjes wit geschilderd. Doch een dreigende zwarte vlag wapperde boven het water; | |
[pagina 141]
| |
eenige mannen, allen met een zelfden zwarten strik op den arm, bevonden zich aan boord. Toen zij het eskorte soldaten zagen naderen, trokken zij hun revolvers, doch de soldaten wuifden met de hand en de korporaal riep eenige woorden, die Pass' niet verstond. Daarop zei hij in zijn gebroken Duitsch tot Pass': - ‘Men wacht u aan boord van de “Askold”. Stap snel in; de tocht is gevaarlijk, want het vuur, dat het fort op ons schip richt, wordt steeds heviger, en ook de torpedobooten schijnen op ons te loeren.’ Pass' was niet voor een kleintje vervaard; toen hij in zijn land onder de wapenen was, gold hij bij den troep voor een goed schutter en soldaat. Doch een echt bombardement had hij nog nooit meegemaakt; de eerste kogel, die met een lang-gerekt gefluit over hun hoofden vloog en verderop met een zwaren plomp in het water siste, deed hem het hoofd snel omdraaien. Zijn geleider, nog altijd gestoken in de vermomming van korporaal, keek hem even vorschend aan. - ‘Gij zijt toch niet bevreesd?’, vroeg hij met eenige verwondering. ‘Gij kent toch den eed, om onverschrokken en zonder eenige vrees de zaak der vrijheid te dienen; zelfs al kostte het ons leven?’ Deze laatste woorden sprak hij zóó geheimzinnig, op zulk een heeschen, doordringenden toon, dat Pass' er nog meer door van streek raakte, dan van het donderend geschiet tusschen het oorlogsschip en het fort op den heuvel. Hij keek den ander recht aan en zei flink: - ‘Wat bedoelt u toch? Voor wien houdt u me? En wat verlangt u van me?’ - ‘Trouw aan onzen eed,’ antwoordde de ander op denzelfden toon. | |
[pagina 142]
| |
- ‘Dan is er hier een misverstand,’ zei Pass' openhartig, ‘en het spijt me, dat ik er onwillekeurig aanleiding toe gegeven heb. Ik weet van geen eed af, behalve mijn eed van trouw aan meneer Fogg.’ - ‘Bent u dan niet de man, dien wij wachten?’, vroeg de ander steeds dringender. - ‘Ik heet Passepartout,’ zei Pass', ‘ik kom uit Amsterdam en woon in de Jordaan. Ik maak een reis met mijn meester. En hoe eerder wij uit dit wespennest zijn, hoe liever het mij is.’ De man in korporaalsuniform, dien Pass' in de treinreis door Siberië wel eenige malen om zijn geheimzinnig gedrag had opgemerkt, keek hem nog eenmaal twijfelend aan. - ‘O,’ zei hij, ‘dan zou onze zaak verloren zijn! Ik dacht, dat gij Jorissen waart, de Zwitsersche apostel der bevrijding; alles zeimij, dat gij het waart;... uw persoonsbeschrijving, uw blond krullend haar, uw open gelaat, waarop de jonge wilskracht, de overtuiging voor het ideaal te lezens tonden... Gij kwaamt uit Europa, over Berlijn. Aan de grens wachtte ik u namens ons geheime genootschap. Ik was getuige van uw arrestatie aan de grens. Ik had reeds maatregelen beraamd, u te verlossen. Gij wist zelf te ontsnappen. Hoe gij het wonder tot stand bracht, door het voor u vreemde Rusland te reizen, hebt gij voor een deel aan mij te danken, daar ik aan onze partijgenooten onder het spoorwegpersoneel bevel zond, uw locomotief overal door te laten; toen, in Moskou, vond ik u terug. Ik reisde met u in denzelfden trein, zonder mij aan u te durven bekend maken, uit vrees voor de honderden spionnen, die overal loeren. Doch geen oogenblik verloor ik u uit het oog. Ik heb u bewonderd om de handige manier, waarop gij met uw metgezel uw rol in den trein hebt weten te spelen. Doch uw spel ging | |
[pagina 143]
| |
te ver, toen gij den Russischen kolonel Mastrowonojitz tegen u in het harnas hebt gejaagd. Toen begreep ik, dat er gevaar dreigde... Terwijl gij per troïka door de Siberische taïga rendet, wist ik, met behulp van het stationspersoneel, dat op onze hand is, een extratrein te krijgen en zelfs nog vóór den Trans-Siberischen trein in Wladiwostok aan te komen, om de maatregelen, welke men tegen u mocht willen nemen, te verijdelen, en alles voor den opstand gereed te maken.’ Hij had vlug gesproken en Pass' had hem in stomme verbazing aangehoord. Doch nu liet de andere zijn stem dalen, en met iets innig droefs in zijn toon vervolgde hij: - ‘En zouden wij ons nu in uw persoon vergist hebben, terwijl onze partij, onze organisatie, een groot deel van ongelukkig Rusland, op hèm wacht, als op een van onze leiders bij deze revolutie!’ De Pool had iets in zijn toon, alsof hij Pass' wilde smeeken, toch te zeggen, dat hij wel degelijk was de Zwitsersche anarchist, van wien de Russische revolutionnaire partij blijkbaar haar heil verwachtte. - ‘Breng mij eerst bij mijn meester, den heer James Fogg, terug,’ zei Pass', ‘en die zal u nog beter uitleggen dan ik, hoe de toedracht van deze zaak is.’ - ‘Gij zoudt een rol kunnen spelen,’ fluisterde de ander dringend; hij had de hand van Passepartout genomen, en keek hem diep in de oogen...
Doch op hetzelfde oogenblik klonk een donderende knal over het water, en met drie scheurende slagen brak de echo dit oorverdoovend geweld tegen de rond-omliggende bergen. De golven sloegen in-eens wild omhoog; een zuil rook en water en vlammen steeg op. Het | |
[pagina 144]
| |
motorbootje dreigde te kantelen; door een geweldigen luchtdruk werden alle opvarenden tegen het dek geslagen. Toen men bijkwam uit de verdooving was het vreemd stil rondom; de dreunende kanonslagen klonken niet meer; het wilde geschreeuw van de manschappen aan boord van het oorlogsschip was verstomd... De ‘Askold’ was geheel verdwenen! Op de plek, waar het schip nog geen halve minuut geleden had gelegen, dobberde nu op de nog wild bewogen golven wat wrakhout; anders niets. De Pool was doodelijk bleek geworden. - ‘De “Askold” is in de lucht gesprongen,’ steunde hij moeilijk. ‘O! dat is een onherstelbare ramp, want op de “Askold” was al onze hoop gebouwd... We moeten zoo snel mogelijk naar den wal terug. Men schijnt op het fort met de bediening van het geschut maar al te goed vertrouwd te zijn. Wanneer men ons bootje ziet met de zwarte vlag, dan zal men ons onder vuur gaan nemen.’ Doch het fort had nu het vuur geopend op de stad. Men zag de granaten reeds boven de huizen springen; een enkele muur werd geraakt en stortte met krakend geweld omlaag. Overal klonken kreten van angst. Men zag de | |
[pagina 145]
| |
menschen vluchten langs de straten. Geweervuur klonk uit de bovenstad. De Pool stond onbeweeglijk voor op het bootje; zijn gloeiende oogen waren niet afgewend van de stad. Met elk schot, dat boven de huizen ontplofte, schokte hij even op. - ‘De geheele poging is mislukt,’ sprak hij somber. ‘De dag der bevrijding is nog niet daar. We moeten ons overgeven in de handen van onze vijanden, òf een schuilplaats zoeken, en den nieuwen dag der vrijheid verbeiden.’ Hij wenkte naar den man aan het roer; deze liet zijn stuur snel draaien, en met een wijde bocht beschreef het motorbootje een halven cirkel en stuurde langs de kaden, de haven door naar de opening van de baai. Doch reeds floot een zwaar projectiel over het bootje heen en striemde het water op geen twintig meter vooruit wild omhoog. - ‘Mooi zoo,’ bromde Pass', ‘ze hebben ons gezien en nu wordt het mikken op ons.’ De kleine motorboot lag laag op het water en bood een slecht mikpunt; de stuurman stuurde bovendien dan links, dan rechts, en wist zoo de projectielen te ontwijken, die aan alle kanten van het vaartuigje neerploften. Geen van de mannen sprak een woord. De Pool, die voorop de smalle plecht stond, wees met zijn hand vooruit; aan het eind van de baai was een nauwe opening, waar de Amoerbaai in den Gouden Hoorn overgaat. Doch een van zijn handlangers had de hand op zijn schouder gelegd, wees hem naar den achterkant van de baai. Ook Pass' keek om. De torpedobooten, welke daar onder bedekking van het fort lagen, hadden nu stoom op; zwarte rookstreepen vlekten langs de groene glooiing | |
[pagina 146]
| |
van den berg, een smalle witte reep schuim teekende zich achter hun kiel. De lage stoompijpen helden scherp naar achteren als de ooren van een renpaard. Met volle vaart sneden de booten door het water, langs den tegenoverliggenden oever van de baai, blijkbaar met de bedoeling, de kleine motorboot den doortocht af te sluiten; zij hadden het schieten gestaakt. Het waren drie lange, zwarte booten, waarvan er twee in één lijn vlak achter elkaar stoomden, terwijl de derde recht koers zette op het bootje, waar Pass' zich aan boord bevond. - ‘'t Is om ons te doen,’ zei de Pool, ‘de spionnendienst is het eenige wat goed werkt in het Russische rijk. Er is geen twijfel aan, of men weet, dat gij - of den man voor wien men u houdt - in Wladiwostok is aangekomen. Daarom hebben alle batterijen hun vuur gericht op de “Askold”, in de veronderstelling, dat onze hoofdmannen en de vreemde leider uit Europa zich daar aan boord zouden bevinden. Nu men ons bootje heeft gezien met de zwarte vlag, concentreeren zij al hun krachten op ons. Omdat er niet meer wordt geschoten, veronderstel ik, dat zij u en ons levend in handen willen krijgen...’ - ‘Dat zou mij ook wel zoo aangenaam zijn,’ merkte Pass' op, die volstrekt niet rouwig was, dat hij het naar- | |
[pagina 147]
| |
geestig gefluit van de zware projectielen niet meer om zich heen hoorde. - ‘Doch als zij ons gevangen nemen,’ vervolgde de Pool somber, ‘dan...’ - ‘Welnu?’, vroeg Pass'. Het was hem vrijwel onverschillig, of hij zich in handen van de eene, of van de andere partij bevond. - ‘... Dan wacht ons de krijgsraad en de strop,’ vervolgde de Pool zijn zin. Dit was nu niet bepaald iets, waarop Pass' was gesteld. - ‘Kunnen wij den dans nog ontspringen?’, vroeg hij zoo kalm mogelijk, om niet te laten merken, dat al die emoties hem langzamerhand wel een beetje uit zijn gewone doen hadden gebracht. - ‘Onze motorboot is snel,’ zei de Pool kalm, ‘doch tegen een torpedoboot kan zij onmogelijk den wedstrijd aanbinden. Wanneer wij er slechts in slagen, vóór onze vervolgers buiten de baai te komen, is er eenige kans op ontkomen; daarachter verheft zich de rotsige kust van het vasteland van Azië met tal van kreken en kleine ondiepe inhammen, waar de diepgaande torpedobooten niet kunnen binnenloopen, terwijl ons bootje er in kan gaan en zich verschuilen. Achter het voorgebergte, dat denzelfden naam draagt als het in de lucht gevlogen oorlogschip, Askold, ken ik een vluchthaven, vanwaar reeds menig Siberisch banneling op geheimzinnige wijze werd ingescheept, om over de Japansche en Chineesche Zee de zuidelijke havens van Japan of China te bereiken, waar de vrijheid hem wachtte. Doch onze vervolgers moeten daarvan wel op de hoogte zijn; hun doel is natuurlijk, ons zoo snel mogelijk in te halen.’ De torpedobooten liepen met volle vaart en schenen een | |
[pagina 148]
| |
weinig op het motorbootje te winnen; doch dit laatste lag rank op het water en zijn sterke motor dreef den spitstoeloopenden kiel als een vlijmscherp mes door de golven. De stad lag reeds achter hen, de witte huizen kwamen vroolijk uitsteken boven het groen der heuvels. Het was een vriendelijk, aanlokkend gezicht, zooals Wladiwostok daar aan haar blauwe baai gelegen was; de zwarte rookpluimen met de gele vlamtongen sloegen echter boven de huizen uit en het scherp geratel van geweersalvo's klonk nog over het water. Men was er bezig den opstand op Russische wijze te dempen! Het werd nu een spannende strijd tusschen de kleine snelle motorboot met de zwarte vlag achterop en de drie achtervolgers, als een haas, die door een koppel hazewindhonden wordt achtervolgd. De opening van de Amoerbaai, de twee elkaar naderende voorgebergten van den Gouden Hoorn, lagen reeds recht vooruit. Het scheen zeker, dat de torpedobooten, welke langs den oever stoomden, niet het eerst den uitgang bereikt zouden hebben. Doch dan zou eerst recht de jacht beginnen, want de rotsige kust van het Aziatische vasteland boog zich daarbuiten in een wijde bocht naar weerszijden en achter het grijze gordijn van wolken moest pas het laatste voorgebergte, Askold, als een steile rechte rotsmuur zich uit zee verheffen. Telkens als Pass' omkeek, kon hij zien, hoe zijn achtervolgers een weinig op zijn bootje wonnen. Hij kon reeds vrij duidelijk de voorwerpen aan boord onderscheiden, de dreigende kanonmuilen, de lage verschansing, de commandotorens. Doch hij wist niet wat hij wenschen moest: met de revolutiemannen van het Zwarte Comité ontkomen, of in handen vallen van de Russische regeering. Het een was | |
[pagina 149]
| |
in deze omstandigheden al even erg als het andere. Hij voelde zich zoo onschuldig als een lam; zelfs zijn eenige vijand in geheel, onbegrensd Rusland, kolonel Mastrowonojitz, zou hem toch niet, om dat onschuldige avontuur met den zakdoek, aan de galg brengen, dacht hij. Het eenige wat hem ernstig bezig hield, was het lot, dat zijn meester wedervaren was, en of dit avontuur in Wladiwostok dezen niet zooveel van zijn kostbaren tijd zou ontrooven, dat de reis om de wereld er door in gevaar kwam? Hij zat echter in het schuitje en moest wel meevaren, of hij wilde of niet. Toen hij weer omkeek, zag hij, hoe nu de drie torpedobooten op één gelid lagen en om het snelst achter hun wild aanjoegen. Ze hadden blijkbaar weer gewonnen, want hij onderscheidde nu duidelijk de bemanning aan dek van de drie schepen. Toen trad de Pool op hem toe. - ‘U zoudt verstandig doen,’ zei hij beleefd, ‘evenals wij een uniform aan te trekken, men vermoedt aan boord van onze vervolgers, dat een Europeesche vreemdeling zich op dit motorbootje bevindt en het is ongewenscht de aandacht op u te vestigen. Gij kunt u beneden in de kajuit verkleeden.’ Pass', die er wel van hield, zich te verkleeden, had geen bezwaar; en twee minuten later verscheen hij aan dek in de wijde uniformjas van een Russischen gardeofficier. - ‘Dit zal hen wellicht op een dwaalspoor brengen,’ sprak de voorzichtige Pool; ‘onze vijand weet, dat van het garnizoen en van de marine slechts de minderen tot den opstand zijn overgegaan. Alle officieren zijn hun vaandel trouw gebleven. En men zal niet begrijpen welke officier zich hier aan boord bevindt, temidden van de vluchtelingen. Wellicht houdt men u voor onzen gevangene, en dan kan | |
[pagina 150]
| |
het goed zijn, zoo gij van tijd tot tijd uw armen uitstrekt, alsof gij onze achtervolgers smeekt, u te hulp te komen.’ - ‘Best!’, zei Pass', die zich zoo gewillig mogelijk wilde gedragen. ‘Ik zal ze daar op die andere schepen wel een mooie pantomime vertoonen.’ En hij sloeg zijn armen omhoog, en vouwde zijn handen, en viel op de knieën, en wrong zijn lichaam, alsof hem de grootste ellende te beurt was gevallen. - ‘Uitstekend!’, moedigde de Pool hem aan; ‘men kijkt met scheepskijkers naar ons; men zal niet durven schieten, uit vrees u te raken.’ Zoo duurde de jacht voort. Wladiwostok was reeds achter de twee vooruitspringende gebergten, die den ingang van den Gouden Hoorn vormen, verdwenen. Vooruit zag men de vage omtrekken van een hooge, eenzame rots. Dat was het beruchte voorgebergte van Azië, het schiereiland Askold. Men naderde het snel. Doch even snel schenen nu de torpedobooten in te loopen. Men kon de woedende kreten daar aan boord reeds hooren. Officieren in hun witte uniform-kielen wenkten met driftige gebaren en dreigden met hun revolvers. Doch terwijl aan boord van de motorboot niemand een woord sprak, ook de Pool met sombere gloeiende oogen donker voor zich uit staarde, bleef Pass' zijn wanhopige gebaren volhouden; bij elke nieuwe smeekbede om hulp, hoorde hij tot zijn groote voldoening een gehuil van woede uit de achter hem aanjagende schepen opstijgen. Er was echter geen twijfel, of de torpedobooten zouden binnen weinige minuten hun buit hebben ingehaald. Men zag de zwaar-gewapende officieren reeds op het voordek samendringen, lange haken werden gereed gehouden, zware trossen lagen reeds uitgerold; de drie torpedobooten stoom- | |
[pagina 151]
| |
den haast boord aan boord, teneinde elkaar de eer niet te laten, wie het eerst de kleine, vlugge vluchtelinge zou hebben ingehaald. - ‘Wij zijn verloren.’ Dit woord sprak de Pool zoo kalm en gelaten, dat Pass' een waarachtig medelijden met hem voelde. - ‘Kom, vriend,’ zei hij, ‘bij ons in Holland hebben wij een spreekwoord, dat zegt: ‘Waar de nood het hoogst steeg, is de uitkomst nabij.’
Passepartout had deze woorden nog niet gezegd, of een dof kanonschot had geklonken. Het was niet van een der torpedobooten, dat het schot gevallen was; het klonk vooruit, en tegen de brokkelige rots van het Askold-voorgebergte echode de knal ratelend terug. Tegelijk verscheen een wit-geschilderd oorlogsschip, een prachtig groot vaartuig, dat met volle stoom om den berg aan kwam, en recht op de motorboot en haar vervolgers koers zette. Van den achtermast golfde breed de Engelsche vlag, en in den voormast wapperden drie kleine wimpeltjes, waarmee signalen werden gegeven. - ‘Wat is dat!’, riep de Pool. ‘Een vreemd oorlogsschip, dat ons praait en ons beveelt onze vlag te vertoonen?’ Aan boord van de drie Russische torpedobooten had men tegelijkertijd het zoo onverwacht te voorschijn komende oorlogsschip gezien. Blijkbaar had men daar het vlagsignaal eveneens opgemerkt; want in de drie masten werden tegelijk drie vlaggen geheschen met den Russischen dubbelen adelaar. - ‘Onze vlag is de zwarte standaard,’ zei de Pool. ‘Het is de heilige revolutievlag, wij voeren geen andere.’ - ‘Maar ik wel!’, riep nu Pass'. | |
[pagina 152]
| |
Hij had wel willen juichen van pleizier! Want als hij niet had weten te kiezen tusschen de twee Russische tegenstanders, die beiden om hèm vochten - hij dacht onwillekeurig even aan twee honden, die om één been vechten - dan mocht voor zijn part de derde, het Engelsche oorlogsschip de hond zijn, die ten slotte met hem heen liep! - ‘Ik heb wèl een eigen vlag!’, had hij geroepen. Hij was naar het kajuitje gesneld. Daar was hij al terug; hij had een paar gekleurde wollen dekens uit een van de kooien gehaald, een wit beddelaken hield hij onder zijn arm. En in minder dan geen tijd had hij de dekens en het laken aan den vlaggestok vastgemaakt, zwaaide hij er mee boven zijn hoofd.
Van het Engelsche oorlogsschip klonk een schot. Men had de vlagsignalen gezien, op de torpedobooten de Russische standaard, en op het kleine motorbootje een vreemde vlag, bestaande uit drie kleuren; rood, wit en blauw - de Hollandsche vlag! Het reusachtige oorlogsschip was nu zoo dicht bij, dat de kapitein op de brug van zijn schip zich al over de | |
[pagina 153]
| |
hooge verschansing omlaag boog, om de torpedobooten te praaien. De volgende vraag werd door den scheepsroeper in het Engelsch geroepen: - ‘Hoe staat het met den opstand in Wladiwostok?’ Doch van geen van de drie torpedobooten kwam eenig antwoord. Een dikke harige man in de uniform van Russisch majoor had zijn handen voor de mond gebracht en schreeuwde in het Russisch een lang verhaal terug, waarvan Passepartout de woorden ‘opstand gedempt’ ... ‘Askold in den grond geboord’... ‘vluchtelingen achterhalen’ opving. Doch van het Engelsche oorlogsschip werd teruggeroepen: - ‘Wij verstaan jullie taal niet. Is er iemand, die Engelsch spreekt?’ Er kwam geen antwoord. Toen trad Pass' in eens naar voren en met zijn heldere, duidelijke stem riep hij: - ‘All right, captain! Ik spreek en ik versta een beetje Engelsch.’ Hoe zegende de Amsterdamsche jongen op dit oogenblik zijn moeielijke ingespannen lesuren op zijn vlieringkamertje in de Goudsbloemdwarsstraat, waar hij bij een kaarsstompje de grondbeginselen van zijn Engelsch had geleerd uit: ‘Hoe men in 20 lessen Engelsch spreekt’, en hoe erkentelijk was hij zijn braven meester, den heer Fogg, voor zijn geregelden ochtendcursus, in het Engelsch voorgedragen. - ‘Wat willen die torpedobooten?’, vroeg de stem van den Engelschen kapitein van omhoog. - ‘Het zijn Russische torpedobooten, die het ons lastig maken,’ antwoordde Pass'. - ‘Is het de Nederlandsche vlag, die uw bootje voert?’ - ‘Het is de Nederlandsche.’ | |
[pagina 154]
| |
- ‘Hebt gij bescherming noodig?’ - ‘Gaarne.’ - ‘Welke uniform draagt gij?’ - ‘Die van Russisch officier,’ antwoordde Pass'. - ‘Dat is vreemd! Maar ik zal u een Russische autoriteit aan boord zenden met een tolk. In dien tusschentijd zullen wij die drie torpedobooten wel op een behoorlijken afstand houden. Wij zijn neutraal, en varen onder Engelsche vlag, maar geen Engelschman zal ooit toestaan, dat drie zwaar gewapende oorlogsschepen op één ongewapend pleizierbootje jacht maken.’ Het oorlogsschip manoeuvreerde zoo, dat het tusschen de torpedobooten en het motorbootje in kwam. Meteen werd een ladder buiten boord gestoken, en toen het kleine motorbootje tegen de stalen wanden van het reuzenschip lag, klommen twee mannen achter elkaar de sporten af van het laddertje; de een droeg de uniform van hooggeplaatst Russisch militair, de andere was gekleed in norfolk jacket. Toen beiden op het dekje van hun bootje stonden kon Pass' een kreet van verrassing niet onderdrukken: het waren kolonel Mastrowonojitz en de heer James Fogg. Noch de Russische kolonel, noch de heer Fogg toonden zich echter verwonderd. De heer Fogg trad een stap vooruit en sprak: - ‘De Engelsche consul, die zich aan boord van “The Warrior” bevindt, waarheen ik ben overgebracht, heeft mij als Engelsch onderdaan algeheele volmacht gegeven, te handelen gelijk ik wilde. Daarom vraag ik: wie is het hoofd hier aan boord?’ Pass' kon geen woord uitbrengen, toen hij daar zoo geheel onverwacht de kalme droge stem van zijn meester | |
[pagina 155]
| |
hoorde. Hij wees slechts naar den Pool. Doch deze verontschuldigde zich en wees naar Passepartout. - ‘Welnu,’ vervolgde de heer Fogg, met het vage gebaar van de eene hand, waarmee hij zijn onverschilligheid voor dit ondergeschikte punt scheen te willen aangeven, ‘wil mij slechts antwoorden, waarheen de koers van dit vaartuig is?’ - ‘Zoo vlug en zoo ver mogelijk weg van Wladiwostok,’ antwoordde Pass'. - ‘Loopt dit motorbootje snel?’ - ‘Zeer snel.’ - ‘Zijn de opvarende zeelui bereid, mij naar de Japansche kust te brengen?’ - ‘Dat zijn zij, zij willen overal heen, mits zij zelf slechts in veiligheid komen.’ - ‘Dan mogen wij geen minuut verliezen.’ sprak de heer Fogg. Pass' trad op den Pool toe en deelde dezen met eenige woorden het gesprek mede, dat hij met den heer Fogg gevoerd had. - ‘Neen,’ sprak de Pool, ‘ik wil niet vluchten. Ons ongelukkig land ligt daar. Het is onze plicht er te blijven.’ - ‘Gij wilt u toch niet aan boord van een der torpedobooten begeven?’, zei Pass' dringend. - ‘Er is nog het Engelsche oorlogsschip,’ sprak de heer Fogg. ‘De kapitein zal u op mijn verzoek naar Wladiwostok terug brengen.’ - ‘En onze boot met de zwarte vlag?’, vroeg de Pool. - ‘Die brengt ons naar Japan,’ zei de heer Fogg. - ‘Met de Hollandsche vlag in top,’ voegde Passepartout er bij. Toen nam de Pool een kort en haastig afscheid. - ‘Gij hebt beiden Rusland en Siberië gezien,’ waren zijn | |
[pagina 156]
| |
laatste woorden, ‘vergeet dat nooit. Herinnert u een schoon land, dat ongelukkig is, en verheugt u met ons, wanneer gij eenmaal verneemt van den dag onzer bevrijding!...’ Hij klom de ladder op, gevolgd door de andere mannen met de zwarte strikken, die aan den heer Fogg en Passepartout een diepen groet brachten. De laatste was de Russische kolonel. Hij had het gesprek blijkbaar niet begrepen. Met zijn leelijken grijns had hij terzijde gestaan, doch nu trad hij een stap nader en sprak met zijn krassende stem tot den heer Fogg: - ‘Gij zult mij ook weer aan boord moeten volgen, want gij zijt nog altijd mijn gevangene.’ Doch de heer Fogg verwaardigde zich niet, den kolonel eenig antwoord te geven; hij trad naar den achterkant van het bootje en, alsof hij zijn leven nooit iets anders had gedaan, | |
[pagina 157]
| |
haalde hij den handle over en liet het stuurwiel vlug tusschen zijn handen draaien. Het motorbootje dreef reeds van het groote oorlogsschip af. Toen stormde de kolonel met een vuurrood gezicht op Pass' af, en riep met zijn heesche kraakstem: - ‘Gij die de uniform draagt van Russisch officier...’ Doch eer hij zijn zin had kunnen voltooien, had Pass' de wijde jas reeds afgeworpen en de uniformpet afgezet. Hij stond daar weer als Passepartout. - ‘Maar,’ stotterde de kolonel, ‘ik herken u...’ - ‘En ik u!’, zei Pass'. ‘Ik heb veertien dagen lang de ergernis gehad naar je te kijken. Dat is lang genoeg geweest, dunkt me. En hoe minder ik je ooit weer zie, hoe aangenamer het mij zal zijn.’ - ‘Maar je bent eveneens mijn gevangene!’, hakkelde de geheel onthutste kolonel. Hij stak zijn hand uit naar Pass'. ‘Ik heb u al sedert Moskou bespied. U zult mij nu niet ontsnappen.’ Hij wilde Pass' werkelijk aangrijpen. Pass' wist niet wat hij doen moest. Het vlugge bootje schoot al vooruit. De wijde zee lag naar alle kanten open. Achter hem lag het groote Engelsche oorlogsschip, dat de drie torpedobooten belette, de vervolging op nieuw te beginnen. Pass' keek naar zijn meester wat hij moest doen. Doch de heer Fogg had een kort trekken boven zijn wenkbrauwen; zijn eene hand, die op het stuurwiel rustte, hief hij even op, en daarmee maakte hij ditmaal een gebaar, dat volstrekt niet vaag was, doch waarvan de bedoeling voor zijn bediende allerduidelijkst was. Passepartout trad dan ook op kolonel Mastrowonojitz toe, keek hem voor het laatst nog eens flink in zijn leelijk, terugstootend kikkergezicht, en gaf hem een oorveeg, zooals hij er nog nooit een in zijn leven had uitgedeeld. | |
[pagina 158]
| |
De kolonel struikelde achteruit, wilde zich vastgrijpen, vond geen houvast, en tuimelde ruggelings te water. Toen hij weer boven kwam, proestte hij een woord, dat slechts onduidelijk te verstaan was. - ‘Hij zegt nitsjewo,’ zei Pass' met een strak gezicht naar den heer Fogg. Dit was het laatste woord Russisch, dat Pass' over zijn lippen liet komen. Hij keek nog eenmaal achter zich, naar den spartelenden kolonel, die door een van de torpedobooten met een langen haak binnen boord werd gehaald; hij zag de woeste hooge kust van Siberië, de golven, die met een witte schuimstreep de grens van het Aziatische vasteland trokken. Dan wendde hij zijn hoofd om, keek vooruit, de zee op, achter welker horizon hij een opgaande zon meende te zien oprijzen, de dagende zon van Japan. |
|