| |
| |
| |
XIX
De omhelzing
Klaas had het laken over zijn hoofd getrokken en luisterde naar het gezoem van de vele muggen die door het raam dat hij had opengezet waren binnengekomen. Later had hij het weer gesloten, het was buiten even drukkend warm als binnen, waaien deed het niet. Hij werd een paar keer in zijn pols gestoken, hij meende te horen dat het bed van Leetje zacht kraakte. Hij zou naar haar toe kunnen gaan om te vragen of ze muggenolie had of zoiets. Maar hij bleef als verlamd liggen, tot hij het plotseling ondragelijk vond onder het laken. Hij gooide het van zich af en sprong uit bed. Aan de wastafel stak hij zijn jeukende arm zo ver mogelijk in de lampetkan. Zou hij naar Leetje durven gaan, vragen naar muggenolie? Het was onbeschoft warm, maar als het niet warm was waren er misschien geen muggen en dan had hij geen muggenolie nodig. Hij ging weer in bed liggen. Toen, als compromis, ging hij zitten op de rand. Op de zolder hoorde hij voetstappen, langzaam werd de deur opengedaan:
‘Kun je ook niet slapen van de muggen? Ik kom je wat muggenolie brengen.’
Leetje kwam binnen. Klaas zag dat zij onder haar regenmantel een oranje pyjama droeg.
‘Je hebt iets heel moois aan, geloof ik.’
‘Ja, die pyjama heb ik nou gisteren in elkaar gezet, mijn moeder vond het helemaal niet goed dat felle oranje. Kijk, ik ben bezig met er een groen randje op te borduren, het is nog niet klaar, ik ben er vanavond pas aan begonnen.’
‘Ik vind hem heel mooi, als je je jas uitdoet kan ik je nog beter zien.’
| |
| |
Ze liet hem haar mantel uittrekken.
‘Zie je, er zitten geen mouwen aan.’
Ze strekte haar armen in de lucht en draaide een keer om haar as.
‘Het is een rare pyjama, met blote armen, die mouwen zijn trouwens nog moeilijk ook, jij krijgt mouwen natuurlijk als ik er een voor jou maak.’
Hij zag dat ze haar oksels uitgeschoren had en hij trok haar tegen zich aan. Zijn hand bereikte haar blote huid en gleed naar boven tot in haar nek.
‘Pas op, straks springen de knopen eraf, wat heb je een koude hand.’
Hij kuste haar.
‘Heb je gezien dat het groen van dat randje precies het groen van jouw pyjama is? Ik ben vanmiddag speciaal gaan kijken maar niet heus. Zelf had ik geen groen, ik heb het stiekum uit de naaimand van mevrouw gehaald.’
Ze trok zijn hand weg en zei:
‘Ik kwam hier eigenlijk met muggenolie, hier, maar neem niet teveel, het ruikt erg sterk. Ik zal het wel even doen, hier op je voorhoofd, niet op je wangen.’
Klaas wist niet wat te zeggen, hij was van plan geweest het Hooglied nog eens door te nemen, maar het was er niet meer van gekomen.
‘Wat ligt je bed in de war, ik zal het eens even goed leggen.’
Ze haalde de dekens die naar het voeteinde waren getrapt eraf, vouwde ze op en legde ze op een stoel.
‘Die heb je niet nodig.’
Ze trok de lakens recht en schudde de kussens op, er waren er twee die op elkaar lagen.
‘Het is een tweepersoonsbed,’ zei Klaas en legde de kussens naast elkaar.
‘Nee, dat gaat zo niet,’ zei ze.
Ze legde de kussens weer op elkaar.
| |
| |
‘Ze zijn te plat, wacht,’ en ze liep de kamer uit.
Ze kwam terug met een kussen onder haar arm, in elke hand hield ze een sinaasappel. Ze legde de sinaasappels op het nachtkastje.
‘Die hebben precies de kleur van je pyjama.’
Leetje schoot in de lach:
‘Ja, die sinaasappels wel.’
‘Je bent helemaal een beetje oranje door de weerschijn.’
‘Dat is de kleur van mijn huid, die is gelig, heel lelijk.’
‘Je bent gek, dat komt van die pyjama.’
‘Probeer dat maar eens te bewijzen!’
Ze gooide het kussen naar het hoofd van Klaas. Na een korte worsteling lagen ze naast elkaar op het bed en Klaas kon over een groot gedeelte van haar lichaam nagaan dat de huidskleur inderdaad geelbruin was. Nadat hij haar overal had gekust wilde ze wel geloven dat hij deze kleur juist heel mooi vond, al bleef ze volhouden dat Klaas een veel mooiere huid had, mooi blank, niet grauwbleek zoals hij zelf zei. Ook de bescheiden haargroei op zijn borst viel in haar smaak, hij hoefde zich er niet voor te verontschuldigen, ze vond mannen die daar veel haar hadden net apen.
‘Waar heb je die dan gezien?’
‘Op het strand natuurlijk, zoals je weet zie je daar een enkele keer wel eens een man in een zwembroekje.’
Klaas zoog zijn longen vol lucht en trommelde met zijn vuisten op zijn borstkas.
‘Over apen gesproken, zo doen bavianen.’
‘Doe niet zo eng,’ zei Leetje en zij ging rechtop zitten om naar een mug te slaan die op haar voet zat.
Klaas ging ook zitten en stak zijn armen onder de hare door, en legde zijn handen op haar borsten.
‘Wat heb je nu voor een cup, zo heet dat toch in de advertenties?’
Ze sloeg met haar hoofd naar achteren, tegen zijn kin aan.
| |
| |
‘Ja, daar kijken jullie naar in de krant, vullingen heb ik lekker niet nodig in elk geval. Mijn nichtje wel, ik geloof haast dat jij nog meer hebt.’ Ze drukte haar rug tegen zijn borst.
‘Ja, ik ben wel aan het vervetten.’
Geen geouwehoer in bed was een stelling van Piet, zeker niet ervoor. Vanmiddag nog had hij zich gevoeld of geen vrouw op het eiland hem teveel zou zijn... Plotseling wist hij het, gazellen werden ze genoemd in het Hooglied.
‘Leetje, je borsten zijn als gazellen.’
Ze begonnen te leven onder zijn handen en zijn lichaam bleef niet achter. Ze lieten zich achterover vallen en draaiden zich naar elkaar toe, het naar het voeteinde trappen van de laatste kledingstukken trof hem als iets onelegants. Een vrouw die even lang was als hij zou hij in het gezicht kunnen zien en kussen geven ondertussen. Nu keek hij over het hoofdeinde van het bed heen neer op het oranje jasje dat op de grond was gevallen. De muggen zoemden ingehouden, op veilige afstand, alleen een nachtvlinder raakte een keer, na tegen de lamp te zijn gebotst, verward fladderend zijn rug. Het bed maakte afwisselend een piepend en een kreunend geluid. Ver weg, nauwelijks hoorbaar, klonk eenzaam het geluid van de donder.
Twee keer, met een lange tussenpoos tussen beide keren, hoorde hij Leetje ‘nee’ zuchten. Het zweet stroomde langs zijn gezicht. Toen merkte hij hoe warm het was diep in haar, zo warm dat de demonen zich behagelijk gingen voelen en hem niets overbleef dan te ervaren hoe ze joelend te keer gingen om tenslotte uit te breken en er vandoor te gaan.
‘Blijf nog even,’ zei Leetje, ‘anders wordt het zo leeg.’
‘Waarom zei je “nee”?’
‘Zo'n gevoel, dat mag eigenlijk niet denk ik..., daarom zei ik nee.’
‘En ik maar denken dat het niet goed voor je was.’
| |
| |
‘Het was juist veel te goed... we hadden het licht uit moeten doen.’
‘God ziet je toch wel in het donker.’
‘Maar jij lekker niet.’
Ze ging het licht uitdoen.
‘Volgende keer steken we een kaars aan, dan lijkt het misschien of ik heel mooi ben.’
‘Dat ben je toch ook.’
‘Ellie is veel slanker.’
‘Het meisje in het postkantoor is nog slanker, maar ze heeft een schelle stem.’
‘Die, dat is een nichtje van me.’
‘Maar niet dat van daarnet.’
‘Dat kun jij niet weten.’
‘Dat kan ik heus wel zien.’
‘Ik denk dat je te verlegen was om goed te kijken, want ze is het toevallig wel!’
Aan die boerendochters in die auto zou ook wel iets mankeren, dacht Klaas tevreden.
Ze lagen hand in hand in het donker.
‘Vroeger dacht ik, als je getrouwd bent, dan kun je hand in hand met je man slapen, dat leek me al zo heerlijk.’
‘Dan kunnen we het voortaan daar wel bij laten, dat is minder vermoeiend ook, hoewel, als ik op mijn rug lig kan ik toch ook niet slapen.’
Ze gaf hem een stomp.
‘Maar later dacht ik dat het alleen maar in boeken voorkwam dat een man en een vrouw echt van elkaar hielden, vader en moeder hadden vaak ruzie, míjn vader wilde in die tijd niets meer van mijn moeder weten, zodra hij dacht dat de mensen iets vermoedden, heeft hij tegen haar gezegd dat het beter was dat ze elkaar niet meer zagen, in haar belang natuurlijk. En dan heb ik een oom en een tante, die oom is een broer van vader...’
Klaas luisterde zwijgend naar haar en naar het nog
| |
| |
steeds nauwelijks hoorbare gerommel van de donder. Hij voelde een haast onweerstaanbare neiging om te zeggen dat hij gelukkig was.
Het geluid van een motor zwol langzaam aan en stierf snel weer weg, een lichtvlek was over het plafond gegleden. Een meisje achterop, in een witte jurk die wapperde in de wind. Waar gaan we naar toe? Even aan zee kijken, hou je goed vast. Ze slaat haar armen om hem heen. Feilloos scheurt de motor omhoog langs de smalle oprit. Ik moet eens even voor mijn vader, de dijkgraaf, controleren of in het dijkhuisje alles in orde is. Ik heb de sleutel bij me. Wat een leuk huisje, ik ben er nog nooit binnen geweest. Wat een lege zakken. Ja, die zijn voor het zand. Zacht zijn ze ook, je doet je geen pijn als je er op neergelegd wordt. Ja, dit doet wel even pijn, bloed komt er ook bij te pas... Hij kneep Leetje in haar hand en liet hem toen los.
‘Waarom heb je toen die buurjongen van je... waarom ben je met hem... was dat net zo als met mij?’
‘Dat heb ik je toch gezegd, dat was helemaal niet prettig.’
‘Vrouwen blijven altijd verlangen naar de man door wie ze ontmaagd zijn, die hen pijn heeft gedaan...’
‘Het was bij mij niet zoals bij andere meisjes, het deed geen pijn, het was alleen maar naar.’
Het komt voor, dacht Klaas, haar halfbroer Jacob wist hij met moeite uit zijn gedachten te verjagen. Zijn stem klonk hees:
‘Waarom heb je het goed gevonden?’
‘Hij was zo sterk...’
‘Dus iedereen die maar flink sterk is en die een motorfiets heeft om je naar een afgelegen schuur te brengen...’
Hij voelde zijn ogen vochtig worden, hij wist dat zij niet huilde, heksen huilen niet.
‘Dus elke flinke boerenzoon... als een vrouw niet wil dan gebeurt zoiets niet.’
| |
| |
Kalm zei ze:
‘Ik was met hem meegegaan, ik had me een zoen laten geven, hij had me geknepen, dat kon er ook nog wel bij, ik was toch al slecht. En zijn moeder was pas gestorven, ik had meelij met hem en nieuwsgierig was ik ook.’
‘Dus elke man die je medelijden opwekt...’
‘Je vindt me slecht en dom en dat ben ik ook, want ik kan je niet laten merken dat ik van je houd.’
Klaas voelde koude rillingen door zijn lichaam gaan. Ze gaf hem een kus op zijn voorhoofd:
‘Bedankt dat je toch zo lief voor me bent geweest, voor die slechte Leetje die zomaar bij je in bed is gekropen.’
Ze begon te zoeken naar haar kleren. Klaas overwoog of hij zichzelf zou wurgen. Ze kon ze in het donker niet vinden, ze stapte uit bed en draaide het licht aan. Snel gleed ze in de oranje pyjama, een groene draad die uit de rand was losgeraakt trok ze eraf met een ruk. Ze keek hem droevig glimlachend aan:
‘Ik ben niet zo slecht als je denkt.’
‘Leetje, sla me in Godsnaam, gooi de lampetkan naar mijn hoofd.’
Hij sprong uit bed en knielde voor haar. Hij sloeg zijn armen rond haar benen.
‘Vergeef me, ik ben een ontzaggelijke zak...’
Ze lachte:
‘Sta op, ik heb medelijden met je en zoals je zelf zegt, elke man die...’
Hij wist de rest van de zin te smoren in een kus.
Het lichtte en even later klonk een vrij luide donderslag. Leetje maakte zich los uit zijn omhelzing, ze keek bang en verschrikt, met zijn verwijten had hij dat niet bereikt.
‘Onweer,’ fluisterde ze.
‘Hoor je het nu pas? Het is al lang bezig in de verte.’
‘Ja, maar ik wou het niet horen, ik dacht het zal wel achter het water blijven hangen.’
| |
| |
‘Ben je bang voor onweer?’
‘Ja.’
Het lichtte weer, de slag leek minder vlug te volgen dan de vorige keer.
‘De bui drijft misschien voorbij.’
Klaas liep naar het raam. Bij het licht van een horizontale bliksemstraal zag hij het eiland liggen tot aan de duinen. Bijna onmiddellijk begon de donder. Het werd een langgerekt gerommel.
‘Hoor je wat een los, onverschillig geluid? Het schijnt helemaal niet serieus bedoeld. Daar is weer een hele mooie, je moet hier komen aan het raam.’
Hij keek achter zich. Ze hield haar hand voor haar ogen. De vrij forse slag deed haar ineenkrimpen. Hij ging naar haar toe.
‘Waarom ben je bang? Het zal niet inslaan, de bliksemstralen schieten allemaal van wolk naar wolk. Of denk je dat je de stem des Heren hoort?’
‘Ik weet het niet, het is toch niet iets gewoons, een onweer. Ik ben zo bang.’
‘Als ik je een arm geef, durf je dan mee gaan kijken? Dan zul je zien hoe mooi het is.’
‘Nee, jij moet ook niet kijken... Als het onweert moet ik er altijd aan denken dat ik zo slecht ben. Misschien is het ook slecht geweest om bij je te komen.’
Een zeer fel licht werd onmiddellijk gevolgd door een donderslag, die heel zacht inzette, dan snel aanzwol tot een niet al te zware dreun en abrupt eindigde.
‘Een ongeduldig, wat vermoeid geluid was dat, net of ze boven niet veel zin hebben, zoiets van: we kunnen wel harder, maar we willen lekker niet.’
Leetje had haar gezicht tegen zijn borst gedrukt.
‘Je moet er niet mee spotten,’ fluisterde ze.
‘Had ik maar een jasje aan, dan kon je je beter bij me verbergen, ik voel me zo bloot bij al dat gebliksem en
| |
| |
gedonder. Hoe kun je nu zeggen dat je slecht bent, zoëven zei je zelf dat dat best meeviel. En ik weet heel zeker dat je het niet bent.’
‘Maar jij bent de Here niet.’
Hij voelde zich enigszins gepikeerd.
Toen deden een verblindende flits en een kanonschot ook Klaas ineenkrimpen, aan een esthetische waardering kwam hij niet toe.
‘Dat slaat in.’
De regen begon plotseling te stromen, het raam woei open en liet een koele luchtstroom binnen. Beneden klonken stemmen. Hij verstond iets van: boven op die populier, hij moest een schitterend schouwspel gemist hebben. Even later kwam iemand de trap op, de notaris liep over de zolder en riep: ‘Leetje, ik zou maar opstaan, het is vlakbij ingeslagen.’ Deed hij de deur van haar kamer open? Zou hij hier komen? Dat zou gedonder geven. Hij had allang wat moeten aantrekken, maar dan had hij Leetje moeten verwijderen. Hij hoorde de notaris weer naar het trapgat gaan. Welke geluiden de notaris verder ook mocht maken, ze gingen verloren in dat van de donder. Het was of met de komst van de wind en de regen alle krampachtige terughoudendheid was opgegeven. Goedkope effecten als lange pauzes die een matig lawaai kunstmatig reliëf moesten geven waren niet meer nodig, er was nu een continu, bewegelijk gerommel, dat af en toe door een massieve slag overstemd werd. Klaas wist met Leetje tegen zich aangeklemd voorzichtig manoeuvrerend het lichtknopje te bereiken, dat hij omdraaide, en daarna het raam. Over haar hoofd heen zag hij aan de horizont drie bliksemstralen op de aarde staan, hoger joegen er twee evenwijdig langs de hemel. De regen stroomde.
Klaas haalde diep adem, hij streelde Leetje's haar dat haar hoofd omhulde als een tent, gebouwd tegen de rotswand van zijn borst. Die tent was wel nodig, zo vet was
| |
| |
hij niet dat hij alléén haar hoofd rondom kon beschermen. Hij voelde dat ze beefde van angst en hij wist nu dat hij van haar hield. Hij leidde haar naar het bed, ze ging gewillig liggen, haar ogen bleven dicht, voorzichtig trok hij de oranje pyjama uit...
‘Bijna tegelijk,’ fluisterde hij.
Ze knikte.
‘Het onweer trekt weg, ben je nog bang?’
‘Bij jou ben ik niet bang, niet zo erg bedoel ik.’
‘Ik vind het heel goed dat je bang bent, ben je alleen bang voor onweer?’
‘Ook van paarden en koeien die loslopen in een wei waar je doorheen moet. Dat had je niet gedacht. En ben jij bang?’
Hij trok haar over zich heen en verborg zijn gezicht tussen haar borsten en in de tent van haar haar.
‘We eten een sinaasappel en dan gaan we slapen, het is al vier uur geweest.’
Leetje stapte uit bed om de schillen op de wastafel te leggen. Terug bij het bed knielde ze, maar ze stond dadelijk weer op om haar pyjama aan te trekken. Toen knielde ze weer, ze legde haar gevouwen handen op de rand van het bed en boog het hoofd. Klaas wilde zijn hand in haar nek leggen maar hij durfde niet. Hij moest lang wachten tot ze haar hoofd ophief en zei:
‘Ik heb ook voor jou gebeden. Doe je pyjama aan, anders vat je kou.’
‘Vind je goed dat ik mijn rug naar je toe draai? Ik kan alleen op mijn linker zij slapen.’
Hij draaide zich om en hij legde zijn hand achter zich op haar heup, maar dit was te ongemakkelijk om lang vol te houden. Om te kunnen slapen moest hij alle contact met haar verbreken. Van heel ver klonk af en toe nog het geluid van de donder.
De zon scheen in de kamer, het was al een half uur ge- | |
| |
leden dat ze hun tanden hadden gepoetst en ze voelden zich tevreden, al had Klaas het gevoel dat hij door een succubus tot in zijn voorhoofdsholte was leeggezogen. Leetje deed liggend in bed gymnastische oefeningen, ze trok een knie op tegen haar borst en strekte dan haar been soepel tot in loodrechte stand.
‘Een mooie houding voor in een advertentie voor kousen,’ zei ze, ‘alleen hebben ze daar altijd van die mooie lange benen zoals jij.’
Klaas probeerde haar na te doen, maar hoe Leetje hem ook hoonde, hij slaagde er niet in zijn been volledig te strekken. De oranje pyjamabroek, die aan het voeteneind had gelegen, was blijven haken aan zijn kleine teen en zwaaide nu als een wimpel heen en weer bij zijn vergeefse pogingen. Plotseling ging Leetje nog harder lachen.
‘Je hebt zwemvliezen, wat leuk.’
Inderdaad liep de huid tussen de drie grootste tenen ongebruikelijk ver door.
‘Dat zit in de familie, mijn vader heeft het ook.’
Hij bracht zijn been omlaag en zweeg verbluft.
‘Zeg, de notaris, jouw vader, heeft die ook van die zwemvliezen?’
‘Welnee, het is wel een gekke man, maar zo gek...’
‘Dan kan het nooit zo geweest zijn als ik even heb gedacht.’
‘Wat?’
Hij vertelde haar dat zijn moeder in het jaar voor zijn geboorte gelogeerd had bij de notaris en zijn vrouw en dat hij die gehalveerde foto had gezien. Leetje vond het prachtig.
‘Wat leuk, dan zouden we broer en zus zijn geweest, of misschien toch niet zo leuk, nou ja halfbroer en halfzuster. Maar je vindt me nu toch ook lief hè? Zeg, dat had je gisteravond eerst wel eens kunnen vertellen. Je was natuurlijk bang dat ik weg zou lopen.’
| |
| |
‘Ik was het helemaal vergeten.’
‘Ik was toch wel gebleven, zeker met dat onweer. De notaris is trouwens veel te klein om je vader te kunnen zijn. Maar ik wist dat je moeder bij hen heeft gewoond. In die tijd werkte mijn moeder er al. Ze was toen zestien jaar en ze was jaloers op de jouwe omdat de notaris zo vriendelijk voor haar was. Gisteren heeft ze het nog verteld, toen ik over jou begon.’
Terwijl ze verder vertelde kwam er een grote rust over Klaas, hij had ook nog geen drie uur geslapen die nacht. Leetje wist alles en begreep alles, hij was veilig bij haar en zij bij hem, een onweer, een loslopende koe, een paard, daar kon hij wel tegenop...
‘Je hebt slaap stakker, ik moet opstaan, de notaris is vannacht boven geweest, heb je hem ook gehoord? Als het regent komt hij altijd kijken of de dakvensters dicht zijn. Hij is ook op mijn kamer geweest maar misschien heeft hij niets gezien.’
‘Dat zal hem juist te denken hebben gegeven, als hij niets gezien heeft.’
‘Het kan me lekker niet schelen, dan moet hij maar niet iemand als jij in huis halen.’
Ze sprong uit bed.
‘Iemand bij wie je voortdurend je pyjama kwijtraakt. Hier is de broek, het jasje ligt helemaal onder het bed. Er hangt een groene draad bij. Vandaag zal ik het randje klaar borduren. En dan hier van voren onze voorletters, L.K., laatste kwartier, nee, dat is niet leuk, K.L. dan. Zal ik ze op jouw pyjama in het oranje borduren?’
Ze kuste hem.
‘Ga maar lekker slapen, ik ga straks fijn de gang schrobben.’
|
|