elegante jonge Japanner, die zich juist breeduit op 'n bankje had neergezet, bij de oren omhoog te trekken, om hem plaats te laten maken voor een zwaarbelaste moeder-met-kind die naast hem stond. De in Japanse tradities opgegroeide jongeling Verborg zijn Verontwaardiging niet, en de vrouw schudde dodelijk verschrikt het hoofd en verborg zich haastig achter haar mede-passagier, zodat de Yank er op zijn beurt balorig onder werd en met een kernachtige vloek van de tram sprong.
In naam der Democratie trachtte de Keizer, streng gecritizeerd door de Amerikaanse pers, zich van een onzichtbaar gebleven idool gehoorzaam in een verlicht modern vorst te transformeren, die tot het volk gaat en zich met zijn onderdanen op welwillende wijze onderhoudt, inplaats van te eisen dat zij het hoofd afwenden van Zijn Verblindende Aanschijn.
Och, hijzelf had dit eigenlijk nooit geëist; ingewijden kenden hem als een zachtmoedig en bedeesd man, dieper geïnteresseerd in zijn hobby (onderzese flora en fauna) dan in staatszaken, en voor de oorlog een bijna willoos werktuig van de oppermachtige militairen, die hem op de 7de December 1941 min of meer voor een fait accompli hadden gezet, gelijk 'n paar oorlogzuchtige Oostenrijkse graven het in 1914 de reeds wat seniele Franz Joseph deden. Het was de traditie die eiste dat de Keizer voor zijn volk vóór alles goddelijk symbool zou zijn en dus zo weinig mogelijk: mens. Traditie, krachtig opgehouden door de staatsgodsdienst, het militante Shintoïsme, wilde het zo dat deuren en jaloezieën zouden worden gesloten langs de weg die het keizerlijk rijtuig volgde, en dat zelfs de zijstraten door de politie zouden worden afgezet. Van deze traditie was Hirohito een gevangene, zoals zijn voorvaderen eens in feite de gevangenen waren der resolute Shoguns, die het keizerlijk symbool handhaafden terwijl zij alle werkelijke regerende macht aan zich trokken en de aardse vertegenwoordiger van dat symbool precies voorschreven hoe ver hij zijn wandelingen in zijn paleistuin mocht uitstrekken.
Maar nu zou de Keizer dan toch mens worden en tot het volk gaan. Zijne Majesteit kleedde zich te dien einde in een donker colbert met lichtbruine schoenen, zette er een enkele maten te kleine vilten hoed bij op - hoe wonderlijk deed zulk een hoofddeksel op zichzelf reeds aan boven dat gestyleerde Aziatische gelaat met de aan deze wereld ontrukte ogen en de hooghartigverwonderd opgetrokken wenkbrauwen - en bezocht een nog grotendeels vernielde, maar reeds weer werkende fabriek, of een pas weer geopend warenhuis aan de Ginza, de half in puin gelegde winkelstraat van Tokio.
Het werd een spookachtige vertoning.
De Keizer richtte zich met uitgelezen hoffelijkheid tot de verkoops-chefs, tot een fabrieksvoorman, zelfs tot een eenvoudige arbeidster; gedurig en zenuwachtig zijn hoed lichtend liet hij zich rondleiden, om dan weer als op bevel