noodzakelijke artikelen kon invoeren! Het volk leed honger, en de rijsthamsteraars in het binnenland zouden hun schuren pas openen wanneer zij er, inplaats van geld, waarmee zij thans niets konden kopen, goederen voor terug kregen. Te bedenken dat onze regering tijdens de oorlog voor millioenen guldens had ingekocht en in Australië opgeslagen, om onmiddellijk de eerste nood te kunnen lenigen - en dat de dokwerkers van Melbourne en Brisbane (voor het welzijn van Indonesia!) besloten hadden het inladen van die waren te verhinderen...
Het kustplaatsje Paré-Paré bleek ook alweer vreselijk van deze gemechaniseerde moderne oorlog te hebben geleden. Tien jaren tevoren had ik eens in een oud-Indische schommelstoel in de voorgalerij van de Paré-Paré'se Soos gezeten, en ik herinner mij steeds nog het vredig beeld van grazende ganzen onder de wijd hun takken spreidende regenbomen. In de omlijsting dier bomen, op de luie deining van een kleurloze Indische middagzee, lag m'n K.P.M. bootje onder stoom en zond een zwarte rookkolom omhoog in de zonnegloeiende, door geen vleugje wind verontruste hemel. Het scheen toen alsof er te Paré-Paré in geen duizend jaren iets veranderen zou, behalve dat er bij tijd en wijle een àndere toeschouwer in diezelfde schommelstoel zou zitten, worstelend tegen een loomte die zelfs het mijmeren tot een inspannende bezigheid maakte. - Nu had dat stil vegeterende, tijdeloze Paré-Paré tóch de tijd te voelen gekregen. Waar langs het waterfront huizen hadden gestaan, dromerig uitkijkend over de zee, klauterden nu geiten over met onkruid begroeide ruïnes, en onder de regenbomen kampeerden Australische soldaten, luisterend naar de boogy-woogy uit hun radio.
In een wieg van schitterend-wit opscherend water streek de Catalina neer, en na een half uurtje stegen we weer op en konden door de nadruipende patrijspoorten nog juist zien hoe de controleur en zijn dapper bij hem achterblijvende vrouw van 'n steigertje naar ons stonden te wuiven...
Wij vlogen over het haventje Donggala, waar het massief van Celebes zich tot de bergketen versmalt die de langgerekte noordelijke uitloper van het eiland vormt. De baai van Tomini. Dan Gorontalo en ‘Nederlands twaalfde provincie’: de Minahassa.
Het hotel in het heerlijk gelegen Tondano bleek gevuld met ex-kampgevangenen; mannen, vrouwen en kinderen. Hier heerste eindelijk eens werkelijk rust, en men kon het de mensen aanzien. We bleven een dag - juist lang genoeg voor een wandeling in de vrije natuur en voor een autotocht naar Menado, dat de bekende trieste aanblik bood van stukgeschoten huizen. Wanneer zou dit eens ophouden?
De avond daarna stapten we - na een vlucht over Ternate en Halmaheira - in Morotai aan wal. Sedert de Amerikanen het in 1943 tot hun hoofdkwartier