Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946) (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)
Afbeelding van Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)Toon afbeelding van titelpagina van Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.30 MB)

Scans (4.16 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)

(1952)–Johan Fabricius–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

23

Een vogel van gans andere pluimage, die reeds in 1943 of daaromtrent naar Londen kwam gevlogen, was Jan de Hartog, de schrijver van Hollands Glorie. Gevlogen in de letterlijke zin van het woord - hij had in Zwitserland een sportvliegtuigje-met-piloot weten te charteren en beleefde daarmee, vóór hij behouden achter de White Cliffs of Dover neerstreek, een reeks opwindende avonturen. Wat hadden wij anders van Jan kunnen verwachten? Ik herinner me nog zijn verslag van een noodlanding: ‘En daar zat ik me ineens met die gloeiende motor op de schoot...’

[pagina 98]
[p. 98]

Jan zwalkte enige tijd vrijheidsdronken door Londen rond, eer hij zich in het Engels beslagen genoeg voelde om zijn Schipper naast God, dat hij uit het hoofd had geleerd voor 't geval hij z'n manuscript mocht kwijtraken, zelfstandig in ‘Skipper next God’ te vertalen; daarna bestond hij het om er, bij de première in het Embassy Theatre in Noordwest Londen, zelf de hoofdrol in te spelen. De ganse Hollandse kolonie stond paf. Maar het was niet slechts zijn ongelofelijk assimilatie-vermogen waarmee hij ons in oprechte verbazing zette. Terwijl hij door elkaar heen aan verscheidene films en aan toneelstukken werkte die hij het een na het ander zag opgevoerd, doceerde hij - bij wijze van huzarenstukje - aan een Schotse Universiteit in tropische ziekten, waarvan hij bekende niets af te weten, en vermaakte hij de ganse wereld met kleurige beschrijvingen van zijn zeker niet alledaags nautisch verleden: zijn harde leerjaren als scheepsmaatje bij de Zuiderzeevloot, zijn dramatisch uitvaren, bij vliegende storm en in het holst van de nacht, als kapitein van een der sleepboten ener Texelse bergingsmaatschappij. Onze kinderen, mijn vrouw en ik, ook Noto Koesoemo en zijn Javaanse beschermelingen hingen aan Jans lippen wanneer hij met zijn barokke humor vertelde hoe er bij dit bergen van in nood verkerende schepen, behalve Christelijke naastenliefde, ook heel wat gezond zakelijk instinct kwam kijken, of hoe er tussen de elkaar bitter vijandig gezinde vissersvloten van Urk en Huizen goed-vaderlandse zeeslagen werden geleverd, met enterhaak, bijl en kortjan, terwille van een (moedwillig) gescheurd sleepnet.

Wonderlijkerwijs voelde juist hij, de zo populaire, zich in Londen bitter eenzaam. Of is dit misschien het noodlot van de geboren verteller, die aan een koortsige drang gehoorzaamt zijn medemensen te boeien en te amuseren? ‘Ik zou liefst midden op Piccadilly Circus gaan staan met 'n bord WIE WIL ME HEBBEN?’ bekende Jan me eens in 'n neerslachtige bui. Om zijn talrijke lezeressen in het vaderland echter dadelijk gerust te stellen - hij heeft tenslotte toch niet tot zulk een extreme maatregel behoeven over te gaan.

Beroemd werd zijn ‘Graag twéé, als u het tenminste missen kunt, Majesteit’, als antwoord op een vraag van de Koningin: hoeveel klontjes suiker hij in zijn thee wenste. Dit gebeurde bij gelegenheid van een bezoek dat de Nederlandse schrijvers te Londen, en bloc uitgenodigd, aan onze vorstin aflegden. Zij woonde toen in een groot park, in de buurt van Maidenhead.

Wij waren met ons vijven, en Hare Majesteit ontroerde ons allen door elk hof-ceremonieel te laten varen en ons met eenvoudige Hollandse hartelijkheid te ontvangen. Geassisteerd door mevrouw Marsman, weduwe van de tijdens zijn vlucht naar Engeland verongelukte dichter, schonk zij zelf de thee, en het dadelijk ongedwongen wordend gesprek leidde als vanzelf naar litteraire onderwerpen. Zij had tevoren de wens te kennen gegeven dat ieder

[pagina 99]
[p. 99]

van ons bij dit bezoek een gedicht of een paar bladzijden eigen proza zou voorlezen. Ook Jans beurt kwam, en hij haalde een manuscript uit zijn binnenzak en stak van wal. Vreesde hij stilzwijgende critiek van de zijde ‘der lieben Herren Kollegen’? Na de eerste regels gaf hij het al op en verzuchtte: ‘Nee, er deugt niets van’. Aanmoediging van alle zijden. In aanwezigheid der Landsvrouwe konden wij moeilijk tegen hem zeggen: ‘Beste Jan, mooi of lelijk, maar daar kun je je nu eenvoudig niet uitdraaien’. We trachtten het hem wel zo goed mogelijk te verstaan te geven, en Jan begreep het en begon opnieuw. ‘Nee, nee, 't is kolder wat er staat’, zei hij ineens en stak het manuscript nu vastbesloten weer weg. Eerlijk gezegd hadden ook wij de indruk gekregen dat hij niet op z'n best was geweest, en wij gaven het verder maar op. Daarna vroeg de Koningin, om ons over de lichte verlegenheid heen te helpen die het incident had doen ontstaan, hoeveel klontjes suiker wij nog maar weer in de thee wensten, en Jan gaf het beroemd geworden antwoord. Laat ik tot zijn verontschuldiging zeggen dat de woorden ‘if you can spare it’ ons in die dagen van strenge rantsoenering meer dan eens per dag over de lippen kwamen.

Van Nederlandse auteurs in exil sprekend, mag ik niet zwijgen over die àndere schilderachtige figuur, de onverbeterlijke bohémien en misanthroop Jacques Gans, die, uit zijn door de barbaren bezoedeld, geliefd Parijs gevlucht, vol wrok tegen deze wereld en haar bewoners in dit onvoorstelbaar saaie Londen rondhing. Tot zijn ontzetting werd hij voor het leger opgeroepen; vergeefs betoogde hij dat hij voor de geallieerde zaak alleen maar 'n strop kon worden. Men wilde de flagrante waarheid hiervan niet inzien, en zo pakte hij z'n Franse klassieken dan tenslotte zuchtend in 'n koffertje, vulde de overgeschoten ruimte met sigaren en meldde zich aldus in Wolverhampton, waar de Nederlandse troepen in bivak lagen. In de uniform die men er hem aantrok, en waarin hij na enige tijd weer in Londen opdook, zag hij er uit om elke sergeant-majoor een beroerte te bezorgen.

Trots op zijn dichter-armoede, gechoqueerd bij de gedáchte alleen dat zijn werk ooit door het vulgus zou worden verslonden, was hij de antipode van Jan de Hartog, die geen woord op papier kon zetten zonder dat zijn speciale beschermgodin het voor hem in goud deed verkeren. Gans nam hem dat verder niet kwalijk, maar ik herinner mij hoe hij, na in ‘Netherlands House’ een van Jans onstuimige litteraire voorlezingen te hebben aangehoord, mismoedig het kaal-wordend maraboe-hoofd schudde en, onberoerd door het rondom ons opstijgend applaus, zuchtte: ‘Het jongetje kàn niet schrijven. En hij wéét het.’

En dan streek, met ongeregelde tussenpozen, onze vlieger-schrijver Viruly tussen ons neer. Lang en mager als Prikkebeen, hield hij met één oog altijd zorglijk het weerglas in de gaten, terwijl hij met het andere in dichterlijke

[pagina 100]
[p. 100]

verten tuurde. Vroeg men hem waaraan hij schreef, dan antwoordde hij: ‘M'n kist staat warm te draaien, jò, ik moet zo dadelijk naar Gibraltar,’ en wilde men van hem weten hoe het in Gibraltar was geweest, dan zei hij glunder: ‘Ik heb er 'n fijne short story geschreven.’ In waarheid was hij natuurlijk helemaal niet in Gibraltar geweest, maar in Karachi, of Timboektoe. Hij was moeilijk te vatten, als 'n kikker die van de wal vrolijk in het water plompt wanneer men er net z'n pet op gooien wil. Na 'n tijdje hinnekend tussen ons te hebben rondgedraafd strekte zijn Pegasus weer de vleugels en verdween in de grijze Londense hemel, ons in 'n wolk van benzinedampen achterlatend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken