Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)
(1952)–Johan Fabricius– Auteursrecht onbekend12Ik weet niet op hoeveel passagiers ons schip - een Belgische kanaalboot - berekend was, maar zeker niet op de vier à vijfduizend die het bij deze gelegenheid moest vervoeren. Zolang ieder stond of zat, kon men zich aan dek met veel gewring nog enigszins bewegen, maar toen al deze vermoeide mannen zich eenmaal voor de nacht hadden uitgestrekt, werd het onmogelijk een stap te verzetten. Wij keken vergeefs rond naar onze beide jongens, die door de Tommies zwaar werden verwend met chocola en biscuits en vermoedelijk reeds ergens vriendschap hadden gesloten. Wij vertrouwden er op dat ze overal aan boord veilig waren zolang wij niet werden getorpedeerd of met bommen beworpen, en dat men hen in het geval van een ramp niet in de steek zou laten. We legden ons lot dus maar in de wijde schoot der Voorzienigheid en tuurden, toen het donker werd, mijmerend omhoog naar de sterren. Ons zesjarig dochtertje genoot de bizondere bescherming van een vaderlijk voelende Tommy die haar - honni soit qui mal y pense - een plaatsje bij zich onder de deken aanbood. Onze eigen dekens en plaids bevonden zich bij de onbereikbaar geworden bagage, ergens in het ruim. De Juni-nacht was gelukkig zoel. 's Ochtends weer distributie van plakken chocola en biscuits met corned beef. Het schip voer zigzagsgewijs door een kalme, groene zee. De zon scheen, en het leek meer op een pleiziertochtje dan op een vlucht vol onberekenbaar gevaar. De Tommies zongen: ‘roll out the barrel’ en - met nog ongebroken optimisme - het schone lied van de ‘washing on the Siegfried Line’, zich slechts even onderbrekend om naar de op Londen ingestelde scheepsradio te luisteren die Frankrijks val aankondigde. Het bericht op zichzelf wekte slechts matige belangstelling; iedereen keek naar de White Cliffs of Dover uit. Duitse bommenwerpers, door sommige onverbeterlijke pessimisten verwacht als spelbrekers, verschenen niet aan de helderblauwe zomerhemel. Maar, by Jove, daar kwam land in zicht. Whoopee! de nodige baretten vlogen overboord. Roll out the barrel, en Keep the home fires burning, en If I was the only boy in the world and you were the only girl. Het bleek The Isle of Wight te zijn. In de middag voeren wij de haven van Southampton binnen; een destroyer, buitengaats als waakhond neergelegd, | |
[pagina 57]
| |
kwam even langszij, om te kijken of alles in orde was. ‘How's Blighty?’Ga naar voetnoot1. riepen onze Tommies. ‘Still going strong.’ Op de kade wachtten vriendelijke Engelse dames met thee. Nèt op tijd voor de five o' clock-tea! Had het beter kunnen treffen? Een ambtenaar van de Immigration wierp een blik op onze kinderen en zette toen zonder verder commentaar een stempel in onze passen. Wij konden meteen op de trein naar Broadstone, in Dorset, stappen, waar mijn zeventigjarige vader woonde. De witkiel die ons met de bagage hielp bedankte beleefd voor z'n shilling fooi. Good day, sir. De conducteur kwam de kaartjes knippen en gaf ze terug. Thank you, sir. Alles even rustig en ordelijk; nergens ook maar iets van zichtbare opgewondenheid, laat staan paniek. Wij waren niet langer op het Continent, waar men zich door zijn gevoelens laat meeslepen. Bevond Engeland zich in oorlog? Was het verwikkeld in een strijd op leven en dood - in een strijd die het volgens rede en billijkheid eigenlijk reeds had verloren? Nuchter, kalm tot in het diepst van hun ondoorgrondelijke Britse ziel, keken onze medepassagiers door het coupé-venster naar buiten, waar vriendelijke stationnetjes met netjes verzorgde bloemperkjes voorbijgleden. Over een golfterrein slenterden enkele sportliefhebbers in passende dracht, gevolgd door hun caddies, die met de zware leren zakken zeulden. Maar warempel, op een voetbalveldje was de pas opgerichte Home Guard aan het excerceren, met stokken inplaats van geweren (die nog in de maak waren). Iedereen in de trein nam dit patriottisch schouwspel met tevredenheid waar en knikte instemmend. Het ging goed, dat zagen wij wel. Een waiter in een wit jasje kwam in ons compartiment vragen of wij bijgeval dinner wensten. Via de kinderen kwamen wij in gesprek met enkele medepassagiers, die met oprechte belangstelling en medegevoel naar ons verhaal over de laatste dagen te St. Malo, de tragedie van het Franse volk luisterden. Zij waren vol goede wil er zich een voorstelling van te vormen, maar hun Britse verbeeldingskracht schoot tekort; het was allemaal zo ver weg. Vertederd keken ze naar onze kinderen, die onder al dit onheil toch eigenlijk nog het minst hadden geleden. ‘Poor dears,’ zeiden ze met een zucht, en tracteerden hen op sweets. Frankrijk had dus gecapituleerd en was nu de prooi der Nazi's. Dat Engeland straks eenzelfde lot beschoren zou kunnen zijn, kwam bij geen van hen op, zelfs niet voor één ogenblik. Met een trots die zij toch niet geheel konden verbergen spraken zij van het ‘Wonder van Duinkerken’. Toen de mare door het land ging dat the boys daar in het nauw zaten, was iedereen eens naar z'n motorjachtje en naar z'n zeilbootje gaan kijken: of men er met wat geluk niet het Kanaal mee kon oversteken. Dáár had Hitler niet op gerekend! Zelfs de meest onwijze scheepjes waren nog uitgevaren en hadden tot vlak onder zijn | |
[pagina 58]
| |
neus troepen aan boord genomen. En intussen schoten Britse destroyers met elk kanon dat ze hadden op de vijand - in de lucht, op het land, of waar die Duitsers zich ook maar vertoonden. Zoals men mocht verwachten, had de Navy weer eens glorieus haar plicht gedaan. Het scheen trouwens dat ook de nog jonge R.A.F. zich niet slecht had gehouden... Wie was het die als eerste, en zo treffend juist, gezegd heeft dat Engeland trotser is op z'n nederlagen dan op zijn grootste overwinningen? Men zou misschien nog verder kunnen gaan en zeggen dat het Engelse volk de gave bezit nederlagen in overwinningen te doen verkeren. Duinkerken zal daarvan voor alle toekomst een klassiek voorbeeld blijven. De geslaagde evacuatie van Duinkerken dus was Engelands eerste grote overwinning op de Duitsers. Als Hitler nog méér klop wilde krijgen, behoefde hij die hier slechts te komen halen. Het enige behoorlijk geoefende Britse leger bezat weliswaar geen uitrusting meer. Maar de Home Guard zou hem warm ontvangen. |
|