ze opkijken, als we met haar in Bantam komen! En later
in Hoorn!’
Rolf liep peinzend naar de grond te kijken. ‘Ik geloof, Hajo,’ zei
hij tenslotte, ‘dat we haar moeten aanraden, toch maar naar huis terug te
gaan.’
‘Waarom??’ vroeg Hajo verschrikt.
Rolf zweeg, en Hajo liet zijn lip hangen.
Zonder iets onder schot te hebben gekregen, kwamen ze weer bij de
anderen terug.
‘Platzak?’ hoonde Harmen. ‘Nou, dan kunnen we met z'n vieren die ene
kip afkluiven: die is toch al zowat verbrand.’
‘De kip? Heeft Dolimah er niets van gegeten??’
‘Ze kan naar de pomp lopen!’ mopperde Harmen. ‘'k Had een fijn
boutje voor d'r gebraden! Je wordt bedankt - zegt dat juffie - vreet die rommel
zelf maar: ik zet er geen tand in. - Best - zeg ik - als jou
dat niet fijn genoeg is, juffie, dan zal Harremen 't wel...’ Harmens stem werd
verdacht hees, ‘zal Harremen het wel opbikken. - En nou is ie pikzwart. Nou
lust ik 'm ook niet meer.’
Het meisje scheen te begrijpen waarover gesproken werd.
‘Ik mag het niet eten, heer,’ wendde zij zich aarzelend tot Rolf.
Die keek haar even verbaasd aan. Toen begreep hij: ‘Ik denk, dat haar geloof
het verbiedt,’ zei hij.
‘Zit 'm dáár de kneep!’ verzuchtte Harmen. ‘Ze had het hier toch gerust kunnen doen! Geen mens die het ziet!’ Hij sneed
het aangebrande hoen in stukken. ‘Hier, Hajo, daar heb jij een poot. En voor
jou, Padde, alsjeblieft, een stuk van de borst en een vleugeltje toe, en voor
jou, pennelikker, pak aan, 'k ben je knechtje niet! ook een vleugel en een stuk
borst. Zo, dan schiet er voor Harremen nog net een poot over en voor Joppie -
gris 't niet uit m'n vingers, mormel! - hier, voor jou de ribbenkast, dan kun
je kluiven! Of lust jij ook alleen wat je mag eten van je geloof? Hè,
sallemander, jij denkt: spek is spek, en hap! in m'n bek! niet waar?’
Zo dacht Joppie er werkelijk over. Grommend en grauwend begon hij
aan het karkas te knagen, dat de beentjes knapten als visgraten.
‘Kijk hem eens smullen, de gannef!’ zei Harmen, die zelf glom tot
achter zijn oren. ‘Zeg, Rolf, vraag nou eens aan Dolimah wat ze dan wél mag
eten?’
‘Ik mag wel kip eten,’ antwoordde het meisje op Rolfs vraag. ‘Maar
alleen als die met het mes geslacht is.’
‘Wat een fratsen,’ verklaarde Harmen, toen Rolf hem voor hem
vertaalde. ‘Zou je niet toch nog een stukje nemen, hè, Dolimaatje, hè?’ En
Harmen offreerde haar vol verleiding de poot die hij nog in de vetbesmeurde
hand hield.
Het meisje schudde glimlachend het hoofd. ‘Ik heb na die noot geen
honger meer...’
En toen moest er eens aan opbreken worden gedacht! Harmen schopte
morrend het vuur uiteen. ‘Konden we het maar op de rug meenemen! Vraag haar
eens, hoe ze het gemaakt heeft?’
‘Heb jij dat vuurtje gemaakt, Dolimah?’ vroeg Rolf.
Het meisje knikte. ‘Als u het nodig hebt, zal ik het wel weer voor u
maken.’