Padde is zoek
De trommels verstomden, de dansers staakten hun dans; allen staarden
met grote ogen naar de onverwachte bezoeker in zijn rokje van gras. Daarop
sprongen enkele mannen toe en grepen Harmen, die te laat op de gedachte kwam om
er weer tussen uit te gaan. Er ontstond een groot geschreeuw.
De jongens buiten de poort vluchtten, na Harmens speer te hebben
opgepakt, met Joppie in het bamboebos. Vlak daarop renden gewapende Maleiers
langs hen heen, blijkbaar op zoek of er nog meer blanken in de buurt waren.
Toen ze niemand vonden, keerden ze weer terug, en het rumoer daarbinnen
bedaarde wat.
‘We moeten hem bevrijden,’ zei Rolf. ‘Maar hoe?!’
Padde begon jammerend zijn mening te uiten over mensen die door hun
stommiteiten ook anderen in gevaar brachten.
‘Hajo,’ zei Rolf. ‘Jij kunt van daar de poort zien. Staat er een
wacht voor?’
‘Nee! Ik zal kijken, wat ik binnen zie.’ Hajo sloop naar de
palissade, loerde door de spleten. ‘Het plein is nu leeg, en van achter de
huizen komt licht.’
‘Volg me dan,’ fluisterde Rolf. ‘Jij blijft hier, Padde. Zorg dat
Joppie zich stil houdt.’
‘Wat gaan jullie beginnen?’ jammerde Padde. ‘Je komt hier toch
terug, hè, Hajo?’
‘Natuurlijk,’ gromde Rolf. En Hajo en hij slopen weg, het halve dorp
om, tot waar door de spleten van de omheining licht naar buiten straalde, en
stemmengedruis hen bereikte. Tussen de bamboes door glurend, zagen ze juist hoe
Harmen, de handen op de rug gebonden, een trapje werd opgeleid naar een hutje.
De deur ging achter hem dicht; daarna schenen de dorpelingen te vergaderen. De
afstand was te groot om iets te kunnen verstaan.
‘Wachten,’ zei Rolf. ‘Voorlopig kunnen we niets beginnen.’
En zo wachtten de twee dus, gekweld door de muskieten. Eindelijk
verspreidden de mannen zich, nog druk napratend, en verdwenen in hun
woningen.
‘Kom mee!’ zei Rolf, ‘misschien vinden we een achteringang. De poort
zal nu wel bewaakt zijn.’
Op dat ogenblik hadden ze, ondanks het hachelijke van het geval,
toch moeite hun lachen te bedwingen: Harmen hief de eerste maten van het
geuzenlied aan:
‘Slaet opten trommele, van dirredorndijne!
Slaet opten trommele, van dirredomdoes!’
Het deed in deze Indische maannacht vol krekelzang zonderling aan.
Zijn