‘Da's geen speelgoed voor jou!’ verklaarde hij.
‘Kletskoek!’ schreeuwde Padde woedend.
‘Harmen heeft gelijk,’ zei Rolf. ‘Je bent er veel te onvoorzichtig
mee.’
‘Wie heeft daarnet die veer d'r afgeschoten?’ vroeg Padde
schamper.
‘'t Geluk is met Jan Stomkop,’ stelde Harmen vast.
‘Kom, geen ruzie,’ zei Rolf. ‘We moeten verder.’
En de jongens stapten weer op. Joppie ongewapend voorop, de staart
als een vlag omhoog gestoken. Padde sloot de rij, met een gezicht als een
oorwurm, de handen in de zakken, en de speer als een bezem onder de arm, zodat
de punt door het zand sleepte.
‘Kijk Padde eens 'n zog maken!’ Harmen wees op het lijntje dat de
speer in het zand getrokken had, ‘je zou denken, dat er een admiraalsschoener
voorbijgezeild was!’
Padde dacht nijdig over een antwoord na; vond er geen.
Na een paar uren begonnen honger, hitte en dorst de jongens te
kwellen, en er werd gerust. Puffend klom Harmen in een klapperboom om weer een
paar noten machtig te worden, Maar nauwelijks boven gekomen, stiet hij een
kreet van verrassing uit. ‘Een kreeft!’
‘Boven in een boom? 't Zal een grote tor zijn,’ meende Rolf.
Harmen deed een veelpotig ding door de lucht vliegen. Het plofte in
het zand neer en probeerde een goed heenkomen te zoeken, maar Hajo greep het
stevig achter de kop en de geweldige scharen. Het wás een kreeft! En zelfs een
heel grote: het gevlekte lichaam mat haast een halve el. ‘Dat heb ik nog nooit
gehoord: een kreeft die in een boom klimt!’ zei Rolf. ‘Wat zou hij er
doen??’
‘Noten gappen!’ riep Harmen van boven.
‘Maar hoe krijgt ie zo'n ding open?’ vroeg Hajo.
Rolf raapte van de grond een half verrotte kokosnoot op. ‘Kijk, hier
heeft de steel gezeten en daaromheen zijn de bastvezels weggerukt. Ik denk dat
het dier met zijn scharen de steel doorknaagt; soms splijt de noot dan
natuurlijk al in het vallen. In elk geval schijnt de kreeft te weten dat de
harde binnenbast juist onder de steel week is, want hier, deze noot...’ - Rolf
raapte een tweede op - ‘is op dezelfde plaats opengeboord. Kijk, met de scharen
graaft hij het vlees uit! Je moet je maar weten te behelpen! - Vinden jullie
het geen mooi dier?’
‘En fijn in de pan!’ schreeuwde Harmen.
‘Maar we hebben geen vuur.’
‘We eten hem rauw, met kokosnoot!’ Harmen liet zich zakken en brak,
na met zijn kapmes de kreeft van zijn geduchte scharen ontdaan te hebben,
zonder veel omhaal de schaal open. ‘Haal jij me nou eens een stukkie
pisangblad!’ beval hij Padde. En toen Padde met een stuk vers pisangblad was
komen aandraven, lichtte de koksmaat Harmen met vaardige hand het tere witte
vlees uit de schaal, schrapte daarover een kokosnoot en begon het een en ander
op te peuzelen onder luid smakken en uitroepen: ‘Gommenikkie, wat fijn! Net
krentemik!’
‘Geef mij een stukkie?’ vroeg Padde.
‘Daar!’ zei Harmen gul.