Maar Padde vloog er niet in. ‘Houden jullie 'n ander voor de gek!’
schimpte hij.
‘Voor de gek houden??’ vroeg Lijsken in hoogste verbazing.
Harmen tuurde aandachtig door de horen. ‘Daar gaat de Nieuw-Zeeland!’ riep hij. ‘Voor de kombuis zit de kok met drie
omes te kaarten!’
‘Mag ik ook eens kijken?’ vroeg Lijsken.
‘Alsjeblieft, Lijsken.’ En Harmen stond bereidwillig de horen
af.
Lijsken keek in de richting die Harmen hem aanwees. ‘Verdikke, wat
heeft die kok 'n klavers in z'n knuisten!’ riep hij geestdriftig uit.
‘Klaverkoning, klaveraas, klaverboer en zes kleintjes!’
‘Geef hier,’ zei Padde.
‘Zeg er eens, kun je 't niet wat vriendelijker vragen?’
‘Geef hem de kijker nou maar, Lijsken,’ vergoelijkte Harmen.
Paddes wens werd ingewilligd. ‘Ik zie niks!’ verklaarde de
botteliersmaat.
‘Snap ik niks van,’ zei Harmen. ‘Heb je je andere oog wel dicht
gedaan?’
‘Moet dat?’
‘Dat snapt toch een kind!’
‘Had dat dan eerder gezegd!’ gromde Padde. En hij bedekte met de ene
hand het oog dat niet door de toeter gluurde.
Toen werd tussen Harmen en Lijsken een snelle blik gewisseld. Ze
zetten tegelijkertijd hun voet achter Paddes hielen en... Padde lag achterover
op het dek te spartelen.
‘Wat een windstoot was dat!’ riep Lijsken.
‘'k Sloeg er bijna van om!’ zei Harmen.
En toen ze Padde aankeken, begonnen ze beiden te grinniken.
Maar in de ogen van de bedrogene sluimerden wraakplannen. Hij
zwaaide woedend zijn toeter en wilde overeind krabbelen...’
Toen gebeurde er iets onverwachts! Een grauw, monsterachtig groot
gevaarte schoof rakelings langs het galjoen; boven een stemmengeroezemoes uit
schetterde een schorre misthoren. ‘Het roer! Gooi het roer om!’ schreeuwde
iemand. Tegelijkertijd flitste een lichtschijnsel uit de mist op. Een
zeil-omtrek, een scherp gekraak van hout - weg was het spook weer.
Padde was van schrik weer achterovergetuimeld. Harmen en Lijsken
stonden te trillen op hun benen.
De donderstem van Folkert Berentsz. wekte hen uit hun
verbijstering.
‘Wat hier en daar! 't Scheelde twee el, of we waren in de
Enkhuizen gelopen! Zet ik jullie dáárvoor te toeteren! Donder
en bliksem!’ En ze kregen ieder een schop onder het zitvlak. Padde zat en bleef
er daarom vrij van. Harmen griste hem de misthoren uit de handen.
‘Hoe-hoe-hoei!’ schetterde hij. Ditmaal zonder liedje.
De bootsman verdween weer in de mist.
‘Als ie 't de schipper vertelt, worden we gekielhaald!’ zei Lijsken,
z'n broek wrijvend.
Maar Folkert Berentsz. was geen klikspaan. Hij hield er zonder de
schipper de wind wel onder.