Na lang zoeken vond hij het schaap tenslotte. Het was niet eens een van de mooiste schapen, een mager beestje. Het was maar in zijn eentje gaan zitten. Zo'n kuddedier zonder kudde weet gewoon niet meer welke kant hij uit moet, en wat hij moet doen. Een schaapje voelt zich zonder andere schaapjes geen schaap meer; het kan niet meer lopen, het zit maar te zitten. Daarom nam die herder het nu ook op en sjouwde er zo mee terug, blij dat hij het gevonden had, en de herder begon zo'n beetje tegen dat schaap te praten, hij wist wel dat het dier het niet allemaal kon verstaan maar hij kon het tenminste kwijt.
Hij zei: ‘Ik ben eigenlijk wel gek ook dat ik me suf sjouw voor jou, je zal wel denken waarom slooft die herder zich zo voor me uit, dat zal je wel denken, maar je hoeft niet te denken dat ik jou zo'n bijzonder schaap vind, het allerbeste, meer waard dan alle andere 99 beesten, daar gaat het helemaal niet om. Het gaat erom dat ze er alle honderd weer zijn. Alle honderd bij elkaar en geen een die kwijt raakt, zo wil ik het hebben, dat is de bedoeling.