informeerde ze bij Josien naar het adres van mevrouw De Ridder. ‘Met het oog op de helderziende daar in huis, zie je. Ik wilde er morgen even heen. Misschien kan zij me helpen. Ik ben een druivenschaar en een antieke naaldenkoker kwijt. En er is iemand die ik niet vertrouw....’
Josien zei, dat mevrouw De Ridder, en dus de helderziende helaas òòk, op de Willemsparkweg woonde, pal tegenover het huis van oude neef Karel.
‘Hee....’, zei Paul. ‘Dààr?’
‘Wat kan het jou schelen waar die stakker woont!’ grauwde ik.
‘Niets!’ Paul legde in een plotseling baldadige bui een arm om mijn schouders. ‘Minder dan niets, kleine malloot!’
Ik duwde hem weg, niet wetend of ik moest huilen of boos worden. Gek, je kent elkaar al zoveel jaren, en dan ineens valt het licht van de schijnwerper uit een andere richting en sta je tegenover een vreemde....
De volgende middag belde Charlot op. ‘Ik ben er geweest’, zei ze. ‘Bij de helderziende.