Dat is zo. En ons duivenplat eist tè veel; we brengen het eenvoudig niet òp. Het hele onderhoud is zo langzamerhand neergekomen op de jongens van Raaphorst, de zoons van de kruier op de hoek, die er een aardig zakcentje aan verdienen.
‘We moeten Kareltje verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van zijn dieren bijbrengen’, zei Paul op een morgen. ‘Het wordt tijd, dat hijzelf de handen uit de mouw leert steken op het plat.’
‘Het arme schaap is nog geen zes’, zei ik. ‘Je vergeet, dat hij niet eens alleen naar boven màg omdat we hem niet vertrouwen bij het raam. Ga jij dan met hem mee.’
‘O,’ zei Paul, ‘dat zal ik gerust wel eens doen’, maar hij kwam er nooit toe, en omdat ik wel wat voelde voor dat ‘bijbrengen van verantwoordelijkheidsgevoel’, besloot ik tenslotte de zaak zelf in handen te nemen.
Gehuld in een oude bontjas ging ik met Kareltje op een koude novembermiddag de trap op naar de duivenzolder. ‘Nu mag jij,’ zei ik, ‘zelf het zand schoonmaken.’
Het zand schoonmaken houdt in, dat je