pension naar het andere; en dan weer op kamers met eten van de kok; en dan weer in de stad eten, of bij vrienden of helemaal níét...’
‘Maar daarom kan tante Tanja toch wel een sleep hebben als ze met hem trouwt,’ mopperde Jolly. Maar ik zei, dat tante Tanja groot gelijk had op haar veertigste niet met een sleep en bruidsmeisjes te gaan trouwen. ‘En jij wordt best nog wel eens bruidsmeisje, Jolly,’ zei ik, ‘bij een of ander vriendinnetje of bij Jan of Sofietje.’
Jolly keek nijdig. ‘Vast niet bij Sofietje,’ zei ze. ‘Ik zou niet willen! Ik zie míj al achter dat malle kind 'r sleep aan lopen! Bovendien trouwt Sofietje niet, ze is veel te lelijk.’
Jolly is echt niet zo kwaadaardig als u nu misschien denkt, maar ze had die morgen een repetitie verprutst en was in een desperaat humeur. Hoe dan ook, Hubert, die erg op zijn oudste zuster is gesteld, vatte vuur. ‘Ze is níét veel te lelijk!’ grauwde hij. ‘Sofietje is veel mooier dan jij! Sofietje heeft krullen en jij hebt alleen maar zo'n vieze korte rattekop. Engerd!’
‘Zwijg,’ zei Jolien.
Toen verscheen jonge Jan, ten tonele. ‘Ik ken die Niels van tante Tanja wel,’ zei hij. ‘Ik heb hem eens ontmoet aan de leestafel bij DE ZILVEREN VORK. Ik heb ook wel eens een reportage van hem gelezen. Verrekt goed.’
Dirk, die in de hoek bij het raam bezig was met zijn mecanodoos, keek op van een ingewikkeld samenstel van wieltjes en schroefjes en staafjes en moertjes. ‘Wat voor reportage?’ vroeg hij.
Jonge Jan haalde zijn vingers door z'n blonde kuif. ‘Ik weet 't niet precies meer. Het ging over haringen...’
‘Flauwe onzin,’ gromde Dirk, zijn werk weer opnemend.
Mijn zoon Jan bleek bijzonder in zijn schik te zijn over het geval. ‘Ik ben blij voor Tanja, moeder,’ zei hij. ‘Ze is