nog aan toen ik de brief van Niels op de trap vond liggen!’
‘De brief van Niels? Waar is die brief dan nu? Hier, tussen al die rommel?’
‘Nee. O, nee... Waar is mijn tasje?’
Ik vond Tanja's tasje onder een stapel woordenboeken. Ze nam het haastig van me over, en haalde er een slordig opengescheurde enveloppe uit. ‘Het zou kunnen,’ fluisterde ze, dat de ring hier in is gekomen.’
‘Nu kíjk dan,’ zei ik.
Voorzichtig, als angstig voor de gevolgen, keerde Tanja de enveloppe om. ‘Daar is-ie!’ riep ze, de ring, die tussen een paar stapels belastingpapieren was gerold, grijpend. ‘O, Niels!’ Ze keek me aan en haar ogen straalden.
‘Wat is er met Niels?’ vroeg ik. ‘Wie is Niels?’
‘Een journalist, een vriend van me, een heel goede vriend... Toen ik zijn brief weer in de enveloppe deed, moet de ring van mijn vinger zijn gegleden. Is dat nu niet een bestiering, moeder?’
Ik vond, dat Tanja erg sensatie-achtig deed. ‘Waarom een bestiering?’ vroeg ik. ‘Je kunt beter spreken van een toeval. Of is er iets bijzonders met die Niels?’
‘Iets heel bijzonders,’ zei Tanja. ‘Hij schrijft... Hij houdt van me’.
Honderd dingen had ik willen vragen, maar ik vroeg alleen: ‘En jij?’
Tanja knikte. ‘Alleen voelde ik het eerst als een verraad aan Hans. Maar het is of de ring een woordje heeft willen meespreken. Ja. Ik zal trouwen met Niels. Onzinnig, zo'n romance op je veertigste! Wat zou Hans lachen.’ Ineens greep ze mijn handen en keek me onzeker aan. ‘Of zou Hans níét lachen...?’
Hans, Tanja's jeugdliefde, die december '44 in de duinen bij Bloemendaal viel voor het executiepeloton van de vijand...