‘Jakkes nee,’ zei Elisabeth, ‘géén cacaoboter!’ Ze gaf het bretonnetje een pats, zodat het tot op haar oren zakte, en maakte een buiging voor zichzelf in de damspiegel.
Ze had iets baldadigs gekregen. ‘Ik ga dan maar, moeder,’ zei ze. ‘Schrik niet als u morgen in de krant mijn foto ziet. ‘La reine du bal! De nieuwe mode: een breton, die óver de ogen wordt gedragen op de hier pas onlangs geïntroduceerde coiffure Marcel.’
Ik kèn Elisabeth, ze kan lang over iets tobben, maar dan komt er ineens een ogenblik, dat ze alle bedenkingen overboord gooit; dan zegt ze: ‘Wat kan het míj ook feitelijk schelen!’, en dan trekt ze van leer op een wijze, die allerlei mensen de haren te berge doet rijzen.
Ik greep dus in en zei: ‘Nee. Je krijgt dat hoedje niet van me. De mensen zullen zich krom om je lachen en ik wil niet, dat mijn schoondochter als een soort schertsfiguur rond wandelt op dat congres.’
Elisabeth klapte in elkaar. ‘Dat is flauw van u,’ zei ze.
‘Het hoedje zelf is heel lief,’ zei Aafje. ‘Alleen dat malle haar er onderuit...’
‘Kan ik het helpen!’ zei Elisabeth, haar zoveelste kopje koffie leegdrinkend.
En toen kwam Tanja binnenlopen. ‘Hemel,’ zei ze, ‘wat is dat hier voor een mode-show!’, en toen zag ze Elisabeth zitten met de breton tot op haar neuswortel en het lugubere richeltje haar er onderuit. ‘Zo,’ zei ze, ‘zo heb ik me altijd voorgesteld dat de nar van Karel V er moet hebben uitgezien. Maar wat betekent het eigenlijk? Wat stelt het voor?’
Nadat we haar hadden verteld van Elisabeths moeilijkheden, werd Tanja heel actief. ‘Je kunt je met dat haar nergens vertonen,’ zei ze. ‘Het is stom griezelig. Alles moet eraf. Laat míj dat maar even voor je versieren. Moeder, heeft u een schaar?’