nog gedichten moesten zwerven van mijn eerste aanbidder, die grote blonde jongen uit de vijfde klas van de H.B.S... Mijn oude dagboek zou tussen de schoolschriften en de stapels brieven liggen, en de hemel wist wàt ik allemaal geschreven had in dat dagboek! Er konden krantenknipsels bij zijn met het portret van die Italiaanse concert-violist, met wie ik zó had gedweept... ‘O nee, nee, dank u moeder,’ zei ik haastig. ‘U hebt het al zo druk. Ik zal die kast echt zelf wel even opruimen.’
Maar in mijn jeugd waren bruidsdagen één aaneenschakeling van visites en eetpartijtjes, in elk geval het opruimen van de kast schoot er grondig bij in en het enige waartoe ik nog kwam, was dat ik een paar dagen voor mijn huwelijk de hele zaak met armenvol tegelijk stortte in een grote houten kist, die - mèt mijn andere bezittingen - zou worden opgestuurd naar mijn nieuwe tehuis in het stadje aan het kanaal.
Ik bracht de houten kist gesloten mee ten huwelijk en ik heb hem gesloten gehouden. En omdat we - na de inrichting van mijn mans praktijkkamer - niet véél geld meer konden besteden aan ons meubilair, was die kist in zekere zin nog een hele aanwinst voor onze huiskamer. We beitsten hem donkerbruin, legden er een Perzisch kleedje (een huwelijkscadeau van oom Leendert) overheen, en gebruikten hem als iets, dat het midden hield tussen theetafel en buffet.
Op die manier deed de kist het heel goed, vooral toen op de ene hoek een schemerlampje kwam te staan, en op de andere een klein koperen potje met een begonia. Ik was echt tevreden met m'n kist en vergat, dat er nog wat ìn zat óók.
Alleen een heel enkele keer, met schoonmaak, wilde het wel eens gebeuren, dat ik het deksel oplichtte... Dan haalde ik even, bijna schichtig, een plumeau over de bovenlaag van dozen en papieren. En tegen Aafje zei ik: ‘Ik doe het later wel es beter...,’ waarna ik een en ander weer haastig aan het