hoeft me niks te vertellen. Ik heb het al lang voelen aankomen, maar ik wilde me er niet in mengen. De laatste keer dat-ie hier was, zat-ie maar in zijn koffie te roeren zonder te drinken. Ik dacht toen al: die heeft wat op zijn hart... O, o, die mevrouw! Hoe heeft u 'm afgewimpeld?’
Ik voelde me volkomen belachelijk, en ik heb Aafje gevraagd niet verder op die zaak in te gaan. En ik heb gezegd: ‘Het is mooi weer. Weet je wat, trek je mantel aan, dan gaan we naar de Cineac.’
Maar de Cineac heeft meneer Jager niet uit Aafjes belangstelling kunnen verdrijven, en toen Tanja vanmiddag kwam, moet ze haar onmiddellijk over hem hebben ingelicht, en Tanja - op haar beurt - viel tegenover mij met de deur in huis. ‘Hemel, moeder, wat hoor ik me daar!’
Tanja schoof de vaas met anemonen wat opzij en stak een sigaret aan.
‘Je moet me niet verkeerd begrijpen, liefje,’ zei ik. ‘Er zijn dingen, waarover je beter níét kunt spreken, of in elk geval: beter niet zó...’
‘Moeder, waarom hebt u vroeger eigenlijk nooit willen hertrouwen?’ vroeg Tanja plotseling.
Ik schrok van die vraag. ‘Ik had jullie toch... En dan, er is nooit sprake geweest van hertrouwen.’
Tanja maakte even een geïrriteerde beweging. ‘Verdorie, moeder, doe niet zo wereldvreemd! U weet heel goed wat ik bedoel. Daar had je indertijd die leraar Frans bij ons op de H.B.S. Die stuurde u dozen bonbons met Sinterklaas, en met Kerst stuurde hij hele bloemstukken, en toen hij eenmaal achter de datum van uw verjaardag was gekomen, stuurde hij rode rozen... En wij, kinderen, maar giechelen. En u altijd maar net doen of uw neus bloedde... En dan vaders vriend, oom Johan... Die nam ons mee uit naar Artis en het