en een bakker hebben gevochten om een hond! En wat die visboer betreft, ik had toch moeten inzien, dat het juist bijzonder in hem toe te juichen was, dat hij het bewuste botje niet maar weer zo zondermeer bij de andere botjes legde, maar dat hij het - op hygiënische grond - als verloren beschouwde. De magere hond was aansprakelijk voor de schade. Het was het goed recht van de visboer om boos te zijn op de magere hond. Maar ranselen? Ranselen met de platte kant van een fileermes? En wie zegt, dat hij dat fileermes op een gegeven ogenblik niet andersom zou hebben gehanteerd?
Ik heb Gertje beloofd, dat ik vanavond even aan zal komen in de Valeriusstraat, met het geld voor de boete... En met een jazz-plaatje voor de jongens. Ikzelf begrijp niets van jazz, maar Rex en Lex zijn er gek op.
Eigenaardig, als ik dat zo naga, geen van mijn kleinkinderen heeft muziekles. Ze hebben hun gramofoons, ze luisteren naar de radio, ze gaan naar jeugdconcerten, maar zelf een of ander instrument bespelen, nee, dat doen ze niet.
In mijn jeugd had praktisch iedereen pianoles. Ik was op de muziekschool. Anderhalf uur, iedere zaterdagmiddag, zat ik samen met een vriendinnetje in een kale kamer, waar we - ieder om de beurt - onze toonladders en vingeroefeningen moesten spelen op een oude piano, onder de vinnige hoede van een lerares, die met haar metalen briletui de maat tikte op de houten richel rechts van het klavier, die er helemaal kaal van was geworden.
Het laatste kwartier speelden we quatre-mains, een zenuwslopende bezigheid.
Tegen de tijd van de jaarlijkse leerlingenavond, gingen we 's woensdagmiddags óók nog naar de les, en thuis moesten we alle ochtenden, voor het ontbijt, een heel uur studeren, en de muziek - de lieve muziek - werd ons zodoende tot