op deze avond. Jolly en Dick zullen naar de televisie willen kijken. Ik heb niets tegen televisie en dus kijken we allemaal. We zullen weer warme wijn drinken en Jolien heeft sneeuwballen en appelflappen van de banketbakker. In de keuken zal een vreemde kok met een hoge witte muts randwandelen, want ook dit jaar zal het souper met bedienend personeel en al wel weer worden thuisbezorgd uit een restaurant.
De wijzers van de ingebouwde elektrische klok zullen draaien: tien uur, elf uur, half twaalf...
Jan zal opstaan en in de andere kamer gaan rondscharrelen met champagnekoelers en stukken ijs... Dick zal de voordeur vast op een kier gaan zetten om straks zó met zijn vuurwerk de straat op te kunnen vliegen... En Jolly zal zich wel weer van niets wat aantrekken, ze zal met overgegeven aandacht naar het televisiescherm blijven kijken. Jonge Jan wordt altijd wat ongedurig zo tegen twaalven. En Sofietje? Sofietje zal wel weer haar vriendje gaan opbellen. Ze zal misschien, net als verleden jaar, zeggen: ‘Hallo! Ja, ik. Als je denkt, dat ik het vóór het nieuwe jaar nog goed kom maken Harry, dan heb je het mis...’ En dan zal ze lachen, en terwijl ze lacht zal de elektrische klok gaan pingelen: één, twéé, dríé, víér...
En dan: een champagnekurk, die tegen het plafond knalt, Dicks vuurwerk onder het raam, de televisie die het uitbuldert... En Jans armen om me heen. ‘Lieve moeder, een gezegend nieuwjaar!’
Zó zal het zijn vanavond. Ik ben een gelukkige vrouw en ik moest me schamen dat ik nog méér wens.
Wens ik méér? Misschien wens ik mìnder. Géén champagne, en níét een souper uit het restaurant, en níét zoveel licht en luxe...
Ik zou dìt wensen: luisteren naar de stem van het carillon, brandende kaarsen in de kandelabers, een wijde kristallen