XXIV
Jock en de dieren keken elkaar onthutst aan.
De baron zette het ijzeren tuintafeltje weer overeind, en knikte. ‘Ja. En ín die rose kartonnen doos zat een spiegel... Ik dacht door de grond te zullen zinken toen ik dat hoorde. Ik ben een goed Lobeliaan en een trouw onderdaan van Zijne Majesteit de koning...’
‘Leve de koning!’ zei de giraffe.
‘En dus,’ ging de baron verder, ‘heb ik getracht mijn voorvader er toe te brengen de - bij de wet verboden - spiegel in de rivier te gooien. Maar hij, als geest, bleek niet meer toegankelijk voor de begrippen ‘eer’ en ‘plicht’. Zelfs de wapenspreuk van ons geslacht, Spiritus est laudanum! vond geen weerklank meer in zijn gemoed...’
De koekoek, die vleugelkleppend van opwinding tussen rijen andere vogels op het dak van de theekoepel had zitten luisteren, vergat ineens de spiegel, en begon - zo rad hij maar kon, want hij was bang in de rede te worden gevallen - te vertellen over een schriftelijke cursus in de heraldiek, die hij had gevolgd.
‘Voert uw familie misschien in de linkerbovenhoek van haar wapen een zilveren eend op een gouden veld? Zojá, dan is uw familie in de verte familie van een andere familie...’
‘En dus,’ zuchtte de baron, ‘stond ik machteloos... En ik moest het aanzien, dat mijn voorvader ieder ogenblik de deksel opwipte om in de rose kartonnen doos te gluren...’