De giraffe schraapte nog eens zijn keel; hij was een dier met veel tact en daarom begon hij weer, heel omzichtig...: ‘Het gaat er maar om, ziet u, welke kant we op moeten...’
De koekoek keek medelijdend. ‘Soms,’ zei hij, ‘verbaas ik me er over hoe weinig sommige dieren weten... Je zou toch zeggen hè, de Amethysten Vallei... Als je je hersens gebruikt, ligt het zó voor de hand. Je gaat gewoon rechtdoor. En dan wéér rechtdoor...’
‘Gewoon rechtdoor. En dan wéér rechtdoor!’ riep Jock. ‘We hebben geen minuut te verliezen!’
‘Je kunt een paard het beste inhalen met een paard!’ schreeuwden het bruine paard, het witte paard en het veulen. ‘Wij gaan voorop! Gewoon rechtdoor. En dan wéér rechtdoor!’
‘Aansluiten!’ gierde de piepstem van de witte muis met de rode ogen. ‘Bij elkaar blijven!’
De giraffe ging op zijn tenen staan om te zien of iedereen klaar was voor vertrek. ‘De langzaam lopende dieren reizen mee op de rug van de vluggere! Spring jíj op míjn rug, jongetje van de maan. Eén, twee, drie... Voorwaarts mars!’
Weg stormden ze. Jock, met een arm om de nek van de giraffe, keerde zich nog even om en riep ‘Joeghysa!’ naar de bosgeest, maar die scheen in een boomstronk veranderd te zijn en riep niets terug.
In een wolk van zand en dennennaalden stoven de dieren door het bos. Achter het bruine paard, het witte paard en het veulen kwam de giraffe met Jock. Dan de koe, die onder het hollen almaar tranen stortte