en koortsmeters, dat de koning, die het in zijn slaap hoorde, dromend en wel aan een nieuw Koninklijk Besluit begon, waarin werd aangekondigd, dat voortaan niemand meer door een déur het paleis zou mogen verlaten.
In de warme, zonnige tuin stond de giraffe onder de bruine beuk, opzij van het terras, te wachten.
‘Zo, ben jullie daar...’ floot zijn raar hoog stemmetje toen hij Jock en Marlotje zag aankomen.
‘Wat een vreemd dier...’ dacht Jock. ‘Hij ziet toch, dat we er zijn...’
Marlotje ging in het gras, naast een Japanse lelie, zitten. ‘De koning woont hier mooi...’ Ze knikte. ‘Ik zou hier best willen blijven...’
De giraffe, die in zijn tijd een echte lady-killer was geweest, dook onder de beuk uit, boog zich voorover, en keek glimlachend naar het oude vrouwtje. ‘Excuseer mijn hals,’ zei hij. ‘Ja, ik dacht wel, dat u hier best zou willen blijven. Als u nu eens op de bank bij de goudvissenvijver ging zitten tot wij terug zijn...’
Maar toen Marlotje overeind vloog en riep, dat ze Jock niet alleen naar de Kale Bergen wilde laten gaan ‘met al die beesten’, keek hij geërgerd. Het gewone volk had zo'n eigenaardige manier om zich uit te drukken.
‘U kúnt niet mee,’ zei hij kil. ‘Er is nog nooit een dame in een rovershol geweest. Het is in strijd met de goede zeden.’ Hij herstelde zich. ‘U zult zich geen ogenblik vervelen op die bank. U kunt met steentjes naar de goudvissen gooien. En u kunt de koning zien slapen op het balkon van zijn werkkamer. En u kunt