zijn roemruchte grootvader, Hans I, die het spiegelgevaar niet alleen bestreden had in eigen land, maar die ook met zijn leger minder verlichte volkeren te vuur en te zwaard tot rede placht te brengen, en die tenslotte zijn hoofd verloor in de slag van Sanctabom. Zelfs zijn vader, Joachim de Goede, moest veel flinker zijn geweest. Die had eens een spiegeltje, van de sluikhandel afkomstig, met de blote vuist stukgeslagen.
Gewoontegetrouw werd Hans II na zijn boze bui meteen weer goed. Hij liet zijn ogen met welgevallen glijden over Jock, Marlotje, de agent en de lakeien, en knikte tevreden.
‘Wees maar niet bang. Ik zal jullie niet bijten.’ Hij glimlachte mild, zette zijn scepter in het - speciaal voor dat ding gemaakte - standaardje naast zijn stoel, plantte zijn ellebogen op tafel, en begon op gemoedelijke wijze zijn plan uiteen te zetten.
De persoon van de maan, die zonder vergunning het land was binnengevallen met een spiegel, en die door zijn onverstandig optreden deze spiegel in de onbevoegde handen van een roverhoofdman had gespeeld, moest er voor zorgen, dat hij die spiegel weer terug kreeg.
Jock knikte ijverig.
‘Het doet me genoegen,’ zei de koning, ‘dat je de juistheid van mijn woorden inziet. Want kijk eens, in mijn Koninklijk Besluit staat nu wel dat hij, die de spiegel in ongeschonden staat aflevert aan het paleis, zal worden beloond met een lijfrente, een gebraden kip en een fiets van rood emaille, maar stel dat geen van mijn onderdanen zin heeft in een lijfrente, een kip of