‘Ik ben de vrouw, die al dertig jaar lang uw sokken stopt,’ zei ze. ‘U wilt naar de Kale Bergen? Dan moet u het tuinpoortje uitgaan en het achterpaadje tussen de huizen aflopen naar rechts. Dan slaat u linksaf, en daarna rechtsaf, dan een half uur doorlopen in dezelfde richting. Dan een stenen trappetje op, een houten bruggetje over, en een weiland met witte koeien door. En dán bent u er.’
‘Het is heel vriendelijk van je ons dat allemaal te vertellen, sokkenvrouwtje,’ riep Katrienus. ‘De hemel zal je er voor belonen!’
‘Dank u wel, meneer,’ zei Marlotje beleefd.
‘Niet te danken...’ Katrienus liep een beetje zwaaierig het tuinpad af, hief zijn sabel op en gaf met overslaande stem het bevel tot vertrek. ‘Voorwaarts, mannen!’ En toen marcheerde hij, met alle kijkjonkers op bibberbenen achter zich aan, het tuinpoortje uit.
‘Ze doen maar...’ gaapte de haan. Met veel omhaal deed hij het kippenhokdeurtje op slot, en verdween in het donkere hoekje achter de bak met maïspitjes.
‘Van die kijkjonkers zullen we voorlopig geen last meer hebben,’ knikte Marlotje tevreden, terwijl ze de verbaasde jongen door de - nu heel stille - tuin meetrok naar een bank bij het perk met de blauwwitte rozen. ‘Als ze het achterpaadje aflopen naar rechts, en linksaf slaan, en rechtsaf slaan; als ze het stenen trappetje op, het houten bruggetje over, en het weiland met de witte koeien door zijn gegaan, staan ze niet bij de Kale Bergen, maar bij het voetbalveld van Blauw-Rood...’
Jock leefde ineens helemaal op. ‘U hebt ze op een