| |
| |
| |
Hoofdstuk VII
Over ouwe dames uit onze omgeving
Ik houd als regel niet van ouwe dames, maar ze moeten er tenslotte òòk zijn, hoewel ze soms heel vreemde dingen doen zoolang ze nog niet onder curateele staan, zooals bijvoorbeeld ouwe nicht Bernardine met haar been, en ouwe nicht uit Zeist met een kind.
Om te beginnen met ouwe nicht Bernardine. Die heeft eens samen met ouwe nicht uit Zeist een weekend doorgebracht bij een derde ouwe nicht, die een kippenfarm heeft voor haar pleizier en de eieren.
Het was midden in de zomer en dus een tijd van beesten.
Een verstandig mensch kan zich daarvoor hoeden en steriliseeren, zooals Gravin Knal, die met horren op reis gaat. Maar als je 's avonds bij open ramen eet, vliegen er uilen in de soep, wat een gevolg is van de aantrekking van het licht.
Wij weten alle bizonderheden door de juffrouw en de koetsier van de kippenfarm, die op trouwen staat met onze Sofie, die alles verteld heeft aan Mama.
Ouwe nicht Bernardine, en ouwe nicht uit Zeist, en de ouwe nicht van de kippenfarm hadden Zaterdag na het eten een rijtoer gemaakt om de echoput, waar je geloof ik niet meer in mag.
En toen ze tegen de schemer terug kwamen werden ze stuk voor stuk naar binnen gewerkt in de | |
| |
tuinkamer, waar de juffrouw ze opwachtte met kussens en thee.
Op de mahonietafel brandde een koperen theepitje, buiten werd het donker, en de deuren stonden open, waar de essentieele fout heeft gelegen.
Ouwe nicht van de kippenfarm informeerde zakelijk naar een paar hanen in weerwil van haar leeftijd, waarna het gesprek zich bewoog tusschen licht en schemer tot ouwe nicht uit Zeist iets ellendigs vertelde over een gebeten neefje en een adder in China, waar 't òòk altijd zoo schemert tegen de avond.
Het neefje was bezweken, en ouwe nicht van de kippenfarm liet dadelijk een flesch circuleeren om de nare indruk weg te krijgen, en ze betten hun voorhoofden met eau de cologne zakdoeken, en de roze lampekap schoot aan boven een kronkelpapier met vliegen.
Toen zag ouwe nicht Bernardine ineens iets op haar been, dat grijs was.
‘Een beest!’ riep ze. ‘Een beest op m'n kous! Gauw!’
Op 't grijs zat een spin, die begon te loopen zoodra ie zag, dat ze naar hem keken.
Hij was groot en zwart met harige pooten. In het lamplicht vaagde zijn enorme schaduw even over 't vloerkleed; toen was ie weg.
‘Een monster!’ trilde de toegeschoten juffrouw.
‘Een vergiftige’, mompelde ouwe nicht van de kippenfarm.
Ouwe nicht Bernardine zei niks, maar werd langzaam rood.
| |
| |
Ze is dik en moeilijk ter been door rheumatiek. Ze bleef dus zitten in haar zwarte japon, maar streek met uitpuilende oogen over haar pruik, terwijl het neefje en de adder haar geen oogenblik loslieten. Een seconde later had ze in doodsangst haar bottine door de open warandadeur geslingerd.
‘Ik ben gebeten’, riep ze schril.
Ouwe nicht van de kippenfarm, en ouwe nicht uit Zeist schrokken zich dood en kwamen onmiddellijk met stokken uit hun stoelen omdat ze voelden dat er wat gedaan moest worden, en de juffrouw holde naar boven, naar het medicijnkastje voor ammonia, maar toen ze daarmee terug kwam was het al te laat voor menschelijke hulp. De keukenmeid en de koetsier van Sofie droegen ouwe nicht Bernardine languit naar de logeerkamer met verkeerde verschijnselen. Ouwe nicht uit Zeist stond door de sousterrain-trap om een dominee te huilen, en de ouwe nicht van de kippenfarm stuurde een paard naar de dokter.
Ondertusschen ontdekte de keukenmeid de beet in kwestie op haar enkel, en de juffrouw constateerde dat ouwe nicht Bernardine al zwol, waardoor die ontoerekenbaar werd van angst, wat achteraf heelemààl verklaarbaar was door het feit van haar horoscoop, die ze indertijd had laten maken met een aangekondigd einde door vergiftiging.
Na een tijdje was de dokter er nòg niet, en ouwe nicht van de kippenfarm gaf bevel ouwe nicht Bernardine af te binden, wat ze deden omstreeks haar knie met een puttee van de koetsier.
| |
| |
En toen werd alles paars, en ouwe nicht Bernardine stamelde over haar testament dat ze wilde wijzigen ten gunste van de armen, omdat dat misschien zou helpen, maar er was geen papier en geen notaris, en de dokter was er nòg niet toen alles al zwart begon te worden aan de vergiftigde kant van de puttee.
De keukenmeid is toen eigenmachtig opgetreden en heeft achter iedereen z'n rug het afgebonden been los gewonden. En toen de dokter op z'n 11 en 30st aan kwam zetten, zei ie dat dat de redding was geweest omdat je een oude dame van 80 zoomaar niet straffeloos links en rechts afbindt. En hij bekeek de beet, en glimlachte, en zei, dat ie niet van een spin was, maar van iemand anders, van een klein dier, dat je dikwijls aantreft in spoorwegcoupé's derde klas, maar dat vanzelf weer weg springt.
Zijn diagnose had een beleedigend element voor ouwe nicht Bernardine, die nooit derde klas reist, en nooit in aanraking komt met zekere insecten, hoewel die dingen op dat moment nog niet tot haar doordrongen, maar pas de volgende morgen, toen ze er een complex van kreeg, en overal gekriebel, waardoor zij, op haar leeftijd, nu nog rondloopt met insectenpoeder in haar kousen, en een doorloopende angst voor het onzichtbare, waardoor ze soms vreemde dingen doet, wat allemaal echter tot dààraantoe is omdat ze er alleen zichzèlf mee hindert, en haar verpleegster.
- - - - - - - - - - - - - -
Dat is evenwel anders met de geschiedenis van | |
| |
ouwe nicht uit Zeist, die indertijd iets vreeselijks heeft gedaan met een kind, waar de heele familie de dupe van is geworden.
En het is alles goed en wel om te gelooven in een bestiering van hoogerhand, maar het wordt moeilijker als je ziet, dat die bestiering door inmenging van senielen de afschuwelijkste fouten maakt, die je dan tracht te voorkomen, maar die je niet voorkomen kùnt, als gevolg van een wet van het noodlot, waar ik de oude Grieken al over heb hooren praten in de eerste klas.
En als ik er nu nog eens goed over nadenk, dan wordt het me duidelijk, dat ik eigenlijk altijd getwijfeld heb aan ouwe nicht uit Zeist, die naar Vichy ging met haar been, waarvan ze de masseur had weg gedaan terwille van hardhandigheid en gebrek aan meevoelen, en ook omdat een vrouw als regel fatsoenlijker is dan een man, waarom ze een verpleegster nam, die haar hoofd poederde, en die ze óók weer moest ontslaan door de plotselinge overkomst van een opduikende neef, die altijd veel heeft gevoeld voor sex appeal, waar ouwe nicht beslist tegen is.
Met die neef begint het noodlot, of liever hij zàg het en wilde zich er tegen verzetten, waarom ie maatregelen ging nemen, die ie beter niet had kunnen nemen om rustig in Vichy te blijven, pal naast het karretje met het been, waar ie feitelijk voor gekomen was, omdat ie dàn misschien een persoonlijk tegengif was geweest voor de magere Madeleine, die ook met een been in Vichy zat, net als ouwe nicht zèlf, met dat verschil dat zij 77 was en Madeleine 8.
| |
| |
Maar 't ellendige was, dat die neef dat niet zàg en hals over kop voor hulp naar Holland holde met een onheilspellend gezicht, waarmee ie de heele familie rond ging, zich afzonderend in kamers met geïnteresseerden om alarm te slaan en te confereeren over wat er gedaan moest worden in verband met de intriges van de magere Madeleine, die bezig was ouwe nicht geldelijk en lichamelijk in te palmen met gehuichelde aanhankelijkheid voor dure poppen en allerlei rommel die 't ouwe mensch zelf in afzetterszaken kocht voor 't ongelukkige schaap, dat wel is waar nog een kind was, maar toch al heelemaal gedegenereerd en erfelijk bedorven, zooals je verwachten kunt van een schepseltje met alleen maar een moeder zonder moraal, wat 't eenige punt was geweest, dat de neef onder enorme kosten in Vichy te weten was gekomen van een bronbediende, die op dat punt heel zeker was van zijn zaak, omdat hij haar drie maanden terug het stumperdje had zien afgeven bij de concierge.
Wat de neef verder uit Vichy vertelde kwam hierop neer. Op een goeie dag was ouwe nicht uit Zeist in haar karretje aangeloopen tegen het karretje van de magere Madeleine, die op de een of andere manier samenhing met de concierge van het huis waar ze zelf woonde, en die werd voortgeduwd door zijn vrouw, die ook in het complot zat, wat je zien kon aan haar huichelende gezicht, waarmee ze keek als ouwe nicht zich met het aangerolde kind kwam encanailleeren bij het drinken uit de fontein.
De neef had machteloos gestaan tegenover de | |
| |
bleekte van Madeleine, van wie je bijna zou zeggen dat ze uit berekening aldoor nóg bleeker werd om medelijden op te wekken, waar je als gezond mensch niet tegenop kunt roeien. Wèl had ie gesproken over moeilijkheden bij zijn eigen gezondheid, en z'n afstamming herdacht van een bedenkelijke grootmoeder, die in haar jeugd alleen maar leven kon in de bovenste lagen van een alp, waar ouwe nicht echter niet op in was gegaan, omdat ze liever praatte over vrouwen als Kenau Hasselaar met een snor van sterkte, omdat ze er zelf tòch al zoo beroerd aan toe was met haar kar, waarom ze de neef verbood om met nog méér narigheid aan te komen, hem daarbij bij voorbaat de kop indrukkend.
En ondertusschen reden de twee karretjes maar dag in dag naast elkaar. Madeleine babbelde kwasie kinderlijk, ouwe nicht glansde en knikte, en tegen de avond hadden ze allebei verhooging van pleizier.
Maar nòg had de neef, die er als een vod bij hing, geen ernstige angst, totdat z'n oogen door een kleinigheid open gingen onder het drinken bij de bron, waar ouwe nicht met haar wielen weer vlak bij de afgebladderde wagen van Madeleine was komen te staan.
't Schaap zag er die morgen uit als een geest, toch ratelde ze en maakte plannen met schelle geluidjes. Ze zweepte zichzelf op en zei hoe ze de bergen in zou klimmen, samen met ouwe nicht, volgend jaar, als ze alle twee weer beter zouden zijn.
Toen draaide ouwe nicht haar nek om. Een mi- | |
| |
nuut later echter zag hij weer haar gezicht. Ze had een rooie neus gekregen, maar 't ergste waren haar oogen, die druppelden en waaruit iets straalde waarvan ie doodgeschrokken was, omdat ie begreep, dat de liefde voor Madeleine al 't normale in haar verstikte, waarom ie een blinde darm simuleerde, en zooals gezegd naar Holland ging voor hulp.
Wij hoopten echter nog op de stem des bloeds, waarom we haar gezellige brieven naar Vichy gingen sturen met verhalen over de gemeente en de dominee, waarvan ze altijd zooveel had méégenomen. En mijn Papa bracht zelfs twee weken achter elkaar onhygiënische bezoeken aan het uitpuilende kerkje in kwestie, alleen om er haar van te kunnen vertellen in z'n brieven, die er indirect op wezen, dat je beter je testament kunt nalaten in je eigen land aan een familielid met godsdienstige overtuigingen, dan aan een gepredestineerd stakkerdje uit de modder van een wereldstad. En voor alle zekerheid klampten we ons óók nog vast aan de verkeerde moeder, als laatste stroohalm. We stuurden een goeie detective naar Parijs om haar uit te vinden, waarna we hem van daar uit een waarschuwende brief lieten schrijven aan ouwe nicht met een onleesbare handteekening op papier, dat ie gekregen had van een heer, die in connectie stond met de chef van de Police des Moeurs.
Toen gebeurde er een poosje niets, tot er een brief kwam van ouwe nicht, die barstte als een bom.
Ze schreef, dat het met Madeleine nu alles voor elkaar kwam. Dat 't wachten was geweest op de | |
| |
moeder, die niemand wist. Tot er een officieele brief uit de hemel viel met een onleesbare handteekening, waarin haar adres stond en alle verdere bizonderheden, als een bestiering. De aldus opgeschommelde moeder had 't natuurlijk al làng goed gevonden dat ze onder de vleugels van ouwe nicht kwam te staan, ook al omdat ze zonder geld zat voor een kuur met het been van haar kind. Er scheen in elk geval allerlei te zijn gebeurd met een notaris en de autoriteiten van Parijs voor een aanneming. En 't eigenaardige is, dat ouwe nicht zich feitelijk nooit iets heeft aangetrokken van al de slechtigheid uit die brief, omdat 't allemaal zoo goed is uitgekomen...., volgens háár.
Paschen, het Christelijk feest der eieren, heb ik doorgebracht bij ouwe tante Eugénie, die 65 is, maar nog zoo kras als een os. Zij woont ergens in de dennen met een man, die ze heen en weer laat reizen naar de stad met z'n kantoor.
Als baby was ik bang voor tante Eugénie omdat ze zoo goed was. Tegenwoordig sta ik op een breeder standpunt. Je moet de menschen nemen zooals ze zijn, vooral oude dames, en zoolang ze niet gevààrlijk doen geeft 't niets.
Tante Eugénie is wèl altijd op het kàntje geweest, want ze heeft een hart dat uitgaat naar het misdadige. Ik bedoel, ze werkt nog steeds onder het uitschot, ter oprichting. Ze bezoekt dieven en legt hun uit hoe slecht het is te stelen, en er is es een oplich- | |
| |
ter geweest, die ineens gòèd werd en nooit meer wilde oplichten nadat ie tante Eugénie had gezien. En haar heele personeel bestaat uit individuen, en met Kerstmis stuurde ze een huisknecht met een haas, en die huisknecht was vroeger bij een bende geweest en zag er uit als Lombroso zèlf, en we konden de haas bijna niet opeten door de gedachtenassociaties. Maar natuurlijk hebben dergelijke ongelukkigen wèl het voordeel dat ze minder kosten, en de politie kijkt of ze niets doen, èn je verricht een goed werk, wat een moreele steun is. En tante Eugénie zei laatst in een blad dat ook de onderste lagen menschen zijn, en ik voelde me klein, en omdat we thuis logees kregen die me niet bevielen, knoopte ik de afgevallen banden aan en accepteerde een uitnoodiging om te komen met Desmond met de Paasch.
Toen we Zaterdags stil hielden zat ze met een aangeloopen dominee te praten over iets zwaars op een bank onder een kale boom, waarin ze zich de heele winter hardt. Ze droeg een golvende, zwarte cape. Haar mager uiterlijk is nog steeds martiaal. Links en rechts springen honden. Haar gezicht is rood van de wandelingen. Ze heeft een vastberaden neus met een weggetrokken peper-en-zout knotje achterop. Ze lijkt meer op een man dan haar man, die op een vrouw lijkt, en die we verder buiten beschouwing kunnen laten omdat ie er niet was, wat dikwijls voorkomt bij de mannen van sommige vrouwen.
De dominee, die blauw was van de kou omdat het nog geen weer was voor de buitenlucht, ver- | |
| |
dween groetend langs een pad. Tante Eugénie verborg een bril, toen kwam ze heel eenvoudig naar de wagen en zei: ‘Welkom’.
Achter haar rug stond het huis. We verdwenen door een zwarte spleet in de klimop. In de hall hing ze haar cape aan een hert en zei, dat 't aardig was m'n verloofde te zien, en Desmond zei óók, dat 't aardig was, en we kwamen te zitten in een donkere kamer met een opgezette faisant.
Buiten zag je sparren, en het hek, en de zijmuur van de stal, waarin paarden zaten omdat tante Eugénie geen benzinelucht kan verdragen.
Langs de stalmuur liep een kromme vrouw van 60, die in één hand een krop sla droeg. Een onwillekeurige rilling voer langs mijn rug. Er waren vreeselijke verhalen in omloop over dat kromme mensch, dat haar vroegere mevrouw naar het leven had gestaan om een zilveren vork, die zoek was en waarvan de mevrouw zei dat zìj hem had. Het was een cause célèbre geweest uit het zuiden, en als ze de mevrouw niet op tijd had losgelaten was ze op de plaats gestikt.
‘Maak het je gemakkelijk, kinderen’, zei tante Eugénie, het gesprek openend met een opmerking over de hedendaagsche politiek, waar ze erg goed in is.
Desmond hapte meteen, en ze dreven samen af, mij verveeld achterlatend in de vallende schemer, tot iemand de lichten aanstak en een huisknecht, die een en al kruin was door het aangeboren slecht, binnen kwam met een blad, waardoor ik wat opleef- | |
| |
de, waarna tante Eugénie zich gelukkig excuseerde om te repeteeren met een deel van het Paaschkoor in de pastorie tot het diner.
Desmond en ik brachten haar tot de hall. De hall rook flauw naar het Paaschbrood uit de keuken. Op het tafeltje onder de gong stond een versierd ei van gele narcissen. Tante Eugénie wees. ‘Een feest van licht’, zei ze verdwijnend.
We drentelden naar een bank. Boven ons wierp een glazen schotel met rood en groen en geel een onzeker schijnsel door het trappenhuis.
‘Heb je die knecht gezien?’ fluisterde ik, en ik lichtte Desmond in over de vroegere bende, en vertelde in bedekte termen, dat de keukenmeid een onecht kind had.... ‘En de koetsier is een ontslagen communist, en het kamermeisje heeft iets uitstaande gehad met een gestorven dief....’
‘Ontzettend’, zei Desmond droomerig. ‘Gewoonweg verschrikkelijk.’
Over de zilveren vork had ik hem al eerder gesproken, maar we kwamen er nu uit den aard der zaak op terug. ‘Ik begrijp niet hoe iemand zich zoo kan opwinden over een vork’, zei Desmond, en ik zei, dat die vork later terug was gekomen uit een la, omdat de mevrouw zich verteld had, zoodat het kromme mensch in zeker opzicht gelijk had gehad met te zeggen dat ze hem nooit had gezien. Maar dat is natuurlijk nog geen excuus tot móórd.
Desmond's sigaret ging uit van de beroerdigheid. ‘Gruwelijk’, zei ie gapend. ‘Zoo'n vrouw moest een dwangbuis dragen. Is jouw kamer vèr van de mijne?’
| |
| |
Toen streelde hij mijn hand en zei: ‘Wat wéét jij al die dingen....’, en dat ìs zoo, ik weet bijna àlles. Dìt wist ik door een lezing, die tante Eugénie indertijd gehouden had in de Tempel van het Genootschap: ‘De Oosterkim’, waar ze de allerhoogste dingen nastreven, met brochures over Liefde (niet de gewone). Ze had daar haar personeel uiteengezet, bezien vanuit een strafkundig-sociologisch punt. Ze had er 5: de huisknecht met de kruinen, de communistische koetsier, de gevallen keukenmeid, het kamermeisje met de gestorven dief, en dan die vreeselijke kromme van 60, die ze gebruikte voor groenteninmaken. De heele Tempel schudde haar na afloop de hand.
‘De sfeer zit hier vol misdaad’, zei ik. ‘Ik kan haast geen adem halen’, maar Desmond zei ‘Dat went wel’, en we gingen naar onze kamers voor het diner, en ik trok iets gebloemds aan, en het suspecte kamermeisje wilde mijn koffer uitpakken, wat ik verbood, en toen wilde ze de knoopjes van het gebloemd dicht maken, maar ik zei ‘Geht schon’, en ze heette Trudl en verdween schichtig.
En Desmond had iets dergelijks met de koetsier, die er uit zag als een mislukte heer en die z'n schoenen wilde afvegen, wat ik, al het andere daargelaten, onhygiënisch vind omdat ie uit een stal komt met beesten.
Over het eten zèlf hing reeds de Paaschwijding voor de volgende dag. Tante Eugénie, als gastvrouw, deed allerlei verhalen over iemand met levenslang, die ze een Paaschkaart had gestuurd en een scheur- | |
| |
kalender, en ze zei dat 't erg meeviel, dat ze gesterkt werd van bovenaf, en ze raadde ons aan om de volgende morgen mee te gaan naar de Paaschpreek in de dorpskerk, waar een koor iets van Händel zou zingen, en toen gingen we de trap op en begon de nacht.
Ik sloot alles om. Desmond snurkte door de tusschendeur, wat een veilig gehoor was, maar toch worstelde ik die heele nacht met ontzettende visioenen en hield de wacht bij het raam waardoor ze konden binnenklimmen langs de wingerd. Toen begon de morgen met een haan, en twee minuten later begonnen alle àndere hanen in het kippenhok, en toen de zon opkwam viel ik in slaap.
‘Gelukkig Paaschfeest’, zei tante Eugénie bij het ontbijt. De tafel om haar heen was een en al ei. Ze hadden allemaal beschilderde gezichtjes en een gekleurd pruikje vloe als hoed, wat haast zonde was om stuk te slaan.
‘Je ziet er moe uit’, zeien ze, en dat wàs zoo omdat ik, zooals gezegd, gewaakt had voor het personeel. De huisknecht met de kruinen had me die heele nacht geen oogenblik losgelaten, en ook de gedachte aan de vreeselijke kromme van 60 was me angstig komen maken.
We stonden op van de versierde Paaschtafel met de verschillende eieren en de dotterbloemen, en reden naar de kerk in een soort brik.
De geloovigen op het plein keken boos naar mijn schmink. Tante Eugénie stapte voorop met de muziektasch, dan ik en Desmond.
Tante Eugénie verdween met de tasch op het or- | |
| |
gel ons achterlatend in de familiebank, die gelukkig zacht voelde. De kerk was versierd met bloemen en groen. Alles stroomde vol; de muziek speelde en de dienst begon tot ik werd opgeschrikt door een collectezak.
Het was een heel gewone collectezak, maar aan het andere eind van de steel herkende ik de huisknecht met de kruinen. De man was in het zwart en z'n kruinen glòmmen van de brillantine. Ik gaf een gulden door de schok. De man verwijderde zich met zalvende tred naar de galerij. Toen begonnen Desmond en ik op te letten, en deden een vreemde ontdekking. Overal, verspreid door de kerk, zagen we het misdadig personeel van tante Eugénie. De communistische koetsier had een gekleede jas aangetrokken en stond als voorzanger onder een klankbord. Bij de kinderen van de Zondagschool zat de kromme van 60. De zedelooze keukenmeid volgde alles in een boekje van verguld-op-snee. En de sopraan uit het koor was het kamermeisje van de gestorven dief.
Daarna zweefde Händel door de ruimte en liep de Paaschdienst verder vlot van stapel.
‘O nee,’ zei tante Eugénie later toen we er over begonnen, ‘dit zijn ze al làng niet meer. Zulke stumpers zijn goed, maar het moet niet ééuwig duren.... Bovendien kregen ze op het laatst even veel praats als een gewòòn iemand. Dat vèèl ik niet.’
‘Nee’, zei ik. ‘Natuurlijk’, waarna de radio aan kwam dragen met Bach, waarna Desmond opstond en alles overschakelde op de band van het Ritz.
| |
| |
Tante Eugénie bereikt in haar maatschappelijk werk dikwijls verkeerde resultaten.
Zoo heeft ze eens, toen ze tijdelijk bij ons gelogeerd heeft omdat er een vleugel van haar werd verbouwd, iets gehad met een nieuwe haring, die ze op medisch advies moest eten voor een schorre keel.
Nu is een nieuwe haring als regel een kwestie van vertrouwen omdat je nooit precies kunt zien hoe oud ie is, waardoor je bent overgeleverd aan de oneerlijkheid van een haringman, en ònze haringman was ontzettend oneerlijk geweest tegen de keukenmeid met die haring van tante Eugénie, die ie verkocht in een tonnetje met een vlag, wat allemaal gebeurde op een Vrijdagmorgen als de visch duurder is door het vasten.
In elk geval die Vrijdag kwam er een stel stokoude beesten op onze koffietafel staan, en tante Eugénie maakte er een eerekweste van ze op te eten, wat bovenmenschelijke inspanning en hersenconcentratie vergde, door de aanwezige graten.
Maar toen het voorbij was bespraken ze de zaak in het boograam van Gravin Knal, die óók iets beleefd had met een man aan de deur, en tante Eugénie zei, dat de tijd nu heelemaal rijp was om persóónlijk op te treden tegen valsche voedingsmiddelen en bedrog, dat ze alles ophieven, o.a. gelukkig ook een kantoortje, waar je bedorven worst kunt laten keuren, wat schatten verslindt, en wat al lang weg had moeten zijn, omdat de gemeente zuinig moest wezen, en spàren, en omdat een verstandig mensch zèlf wel proeft of er iets verkeerd is met z'n eten, en | |
| |
omdat zoo'n keuringskantoortje tòch niets geeft omdat je de handel van binnen uit moet zuiveren en op een peil brengen van wederzijdsch vertrouwen. ‘We moeten het móóie in de menschen wakker maken’, zei ze, en ze wilde van beneden naar boven beginnen, bij het schorem dat met haring loopt, en radijs, en garnalen. ‘Dan volgt de hóógere handel vanzelf’, zei ze vol vertrouwen, en er werd diezelfde middag nog iets opgericht tot wering van bedrog op straat, een Betrouwbaarheidsbond met Gravin Knal als Beschermvrouw, ten bate van de obscure karremannen en hun publiek.
Tante Eugénie stond aan het hoofd en regelde alles met een ijzeren werkkracht, en omdat haar vleugel nog minstens een maand zou duren, vestigde ze het hoofdbureau in onze logeerkamer, en ging slapen in de kamer van mademoiselle, die een bed kreeg op zolder; en het personeel maakte bedekte aanmerkingen over de modderbeenen van de karremannen, die de deur plat liepen als antwoord op verspreide circulaires en drukwerk met invulbiljetten en verdere gegevens voor het kaartsysteem, dat tante Eugénie opborg in een aangerukte secretaire uit de bovengang.
‘Het is een eindeloos arbeidsveld’, zei ze, en ze werkte als een stier, en leidde links en rechts benauwde bijeenkomsten van sinaasappelmannen etcetera, die ze toesprak vanachter een tafeltje met water, en ze zei almaar, dat iedereen èèrlijk moest zijn, óók de straatmenschen en -meiden, waardoor de Betrouwbaarheidsbond groeide als ik weet niet wat.
| |
| |
Alles kon toetreden na invulling van het kaartsysteem, en tante Eugénie zei, dat zij en haar medemenschen alleen maar zouden koopen van leden, wat de belangstelling aanwakkerde, en alle karremannen werden lid tegen betaling van een kwartje, waarvan een microscoop werd bestreden en een noodlijdend geleerde om steekproeven te doen met bedenkelijke groentes en visch voor de contrôle. De aangesloten leden kregen allemaal een verzilverde duif als insigne, en een nummer, dat ze moesten overleggen bij eventueele transacties.
Drie kleine weken na de bewuste haring, functioneerde de Bond als een bús. Vrijwillige jonge meisjes en mannen met geestelijke scholing doorkruisten de stad en kochten incognito allerlei eten bij aangeslotenen, dat ze naar de microscoop brachten, waar de geleerde het keurde met zwavelzuur en centrifugeermachines. De Bond stond op pooten, en wij persoonlijk kregen alles bijna voor niets, omdat het hoofdbestuur in onze logeerkamer zat, tot er een incident werd geschapen door het opkooperskarretje van jonker van Ratburgh.
Op een dag kwam er bij jonker van Ratburgh een aangesloten karretje voor kleeren, en z'n huishoudster (die veel te oud is) verkocht een geruit pak met mot van het hangen, maar in een van de broekzakken meende ze iets geldelijks te hebben laten zitten, waar Mozes Manus, de opkooper, niet over kikte, wat van Ratburgh zóó hinderde, dat ie de man signaleerde bij de Bond, waarna tante Eugénie hem uit de secretaire haalde en ontbood tusschen 6 en 7 in | |
| |
de logeerkamer, waar ie kwam in de veronderstelling van een koop, maar inplaats daarvan zei tante Eugénie hem de waarheid, en verwijderde hem ijskoud als voorbeeld, na smadelijke inlevering van de verzilverde duif.
Tante Eugénie heeft die avond poeder moeten nemen om te slapen omdat de opkooper in haar oude hoofd bleef spoken, na een telefoon van van Ratburgh, die zei dat ie dacht dat ie 't geld gevonden had, en twee dagen daarna was haar vleugel klaar, waardoor ze haar vertrek regelde met verlegging van het hoofdbestuur naar haar buitenhuis in de dennen.
Het kaartsysteem en de klappers werden vooruit gestuurd in een gehuurde taxi. Tante Eugénie zèlf kan niet tegen benzinelucht, en zou in drie étappes worden weggebracht door de paarden van Gravin Knal, die 's morgens elf uur zouden voorkomen met een victoria.
Papa, die nooit veel sympathie heeft gehad, was zielsblij voor de ontruiming, en mademoiselle kwam neuriënd van zolder omdat ze die dag haar kamer weer in kon als ze weg was.
We zaten met tante Eugénie kant en klaar tegen elf uur te wachten op de victoria in de voorkamer. Haar koffer stond in de gang. Sofie en de anderen hadden hun fooien gekregen. Alles ademde vrede.
Toen begon het te gebeuren. Door de stilte van de lentemorgen klonk een klank, die langzaam naderbij kwam: toeters, schuifelen, schreeuwende stemmen en krakende wielen.
We keken door de kastanje naar buiten.
| |
| |
Uit de zijkant van het plein waar we wonen, kwam een grauwe, dreigende file te voorschijn. Mannen met groote neuzen en kleine karretjes, en mannen met gewòne neuzen, en vieze vrouwen met manden, en vieze kinderen; bloemenmannen, en mannen met veters, en lucifers. Ze schoven langzaam het plein op tot alles zwart zag. Karretjes met sinaasappels en viooltjes en haring, en zuurkarretjes, en Italiaansch ijs. En ze droegen allemaal borden met: ‘Beschermvrouw Gravin Knal van Hoevelaecke’, wat een afschuwelijke heiligschennis was, en we stonden star van schrik achter de gordijnen, en Mama kon de politie niet opslaan van het bibberen.
Een wagen met ouwe kranten had een groot papier, waarop stond: ‘Mozes Manus is geen dief!’ Een gore vrouw droeg een muts van paars vloe en een plakkaat op haar rug dat 't een schande was.
Ze schuifelden in de verte langs het grasperk van het plein, en kwamen terug, en schuifelden wèèr weg, en zoo door. De vruchtenmannen waren galeiboeven, de vischvrouwen te vies om met een pook aan te pakken, en de voddenkoopers liepen als sluipmoordenaars achter hun karretjes. De Fransche revolutie kon er niet ongunstiger hebben uitgezien.
Toen ze tante Eugénie door de tuletjes zagen, hieven ze banieren op met onleesbare leuzen, en ze maakten spreekkoren, die gelukkig niet te volgen waren.
‘We moeten flink zijn’, zei tante Eugénie groen. ‘De politie....’ Toen ineens gaf ze een gil.
Uit de zijstraat, voorafgegaan en gevolgd door | |
| |
een stoet voddekarren, naderde langzaam de victoria van Gravin Knal, en daarin, vreemd-rechtop, zat de oude dame zèlf als goedbedoelde attentie tegenover tante Eugénie, die ze waarschijnlijk met de dood zou moeten bekoopen. Haar lieve, oude hoofd draaide in de rondte. Ze reed statig onder een blauwe parasol als Marie Antoinette naar het schavot in de richting van ons tuinhek.
Daar aangekomen echter moest de koetsier doorgaan omdat de sinaasappelkarretjes begonnen te duwen, en Gravin Knal ging verder, òm het perk, en terug, en wèèr om het perk. Het jouwend plebs voerde haar mee als een droeve, rimpelige trofee. De minuten werden jàren....
Tòt de bereden agenten kwamen en ik mijn oogen sloot voor de slagen op het plein.
Gravin Knal werd binnengedragen in verstarde toestand, maar ze had gelukkig alleen een gèèstelijke slag gekregen, evenals tante Eugénie, die tijdelijk alle maatschappelijk werk heeft stopgezet.
De oude freules Knoop Knoop zijn beiden 60 en 63 met rotsvaste principes en kanten guimpjes. Ze zijn doorgaans in mauve cachemier, en veel te mager, en hun huis is veel te groot, en nog gebouwd door een voorvader uit de Gouden Eeuw, die ook de beuk in de tuin plantte. Ze zijn de uitstervende tak van een oud tabaksgeslacht, wat zoo droevig is als je bedenkt dat de verzameling porselein na hun dood heelemaal uit elkaar zal worden | |
| |
geslagen, wat hun zelf ook erg hindert, waarom ze zich vreeselijk conserveeren met yoghurt en rust, maar een mensch kan niet eeuwig leven.
De achterkant van het huis bestond uit een tuin met de familiebeuk, die de heele omgeving donker maakte zoodat er omheen niets groeide dan doode blaren, en het linnenmeisje, dat beneden op de tuin sliep, kreeg overal schimmel en uitslag en bedorven behang van de vocht van de schaduw van de beuk. Ze kreeg bovendien een dikke keel en een stijve knie, wat ze had kunnen voorkomen met wollen kousen, wat ze niet wou uit ijdelheid. De beuk bracht verder spinnen voort, die echter ook beneden bleven zoodat je er geen last van had op de bovengelegen étage, waar de vogels zongen in de kruin en de oude freules met hun gobelinwerk voor het hooge raam zaten en met liefdevolle oogen naar de dikke takken keken en anecdotes ophaalden van Grootpapa, die met een kalotje onder de stam had gezeten tot ie stierf, en van Overgrootmama, die 'm met waterverf had uitgeteekend op de eerste bladzijde van een vergeelde poëzie-album, en van hoe ze zelf een schommel aan een tak hadden gehad in hun jeugd toen iedereen gesteven kanten jurkjes droeg met vlechten.
Alles bij elkaar genomen kan ik me best voorstellen dat de oude dames erg aan 'm gehecht waren, en het zonde vonden hem te snoeien, wat tot gevolg had, dat ie vreemd ging doen in de storm van verleden week, die veel te hard was.
Midden onder die storm kwam Klara Knoop | |
| |
Knoop ineens met een zenuwachtige telefoon om raad te vragen aan Mama, die altijd veel succes heeft met planten. Ze zei dat er iets vreeselijks was, dat ze het nog weg had gehouden voor haar oudere zuster, maar dat de beuk kraakte....
Mama raadde aan hem onmiddellijk te spalken, na een half uur echter was ie scheef. De oudste freule stond toen samen met Klara voor de horen, en ze praatten alle twee tegelijk, waardoor Mama er niet uit wijs werd maar beloofde om met mij na tafel zelf te komen kijken.
We troffen de Knoop Knoopen in paniek op de zaal aan de grachtkant, waar ze heen waren gegaan om het kraken minder te hooren. Alles rook naar zenuwdruppels, en ze waren zielsdankbaar voor de zedelijke steun van onze aanwezigheid. We zaten om een tafeltje en luisterden benauwd naar het noodweer. De gezelschapsdame werd om de haverklap naar de stam gestuurd om te kijken hoe ie stond, en de freules hadden ook een man genomen om hem tegen te houden. De man was een stempelende kantoorbediende, die die avond oorspronkelijk was gehuurd om uitnoodigingsenveloppen te schrijven voor de feestelijke opening van het Knoop Knoop museum, maar er waren nu ernstiger dingen, en ze stuurden hem naar de beuk omdat de windstooten zoo erg werden.
Toen Mama en ik ons vanuit de donkere achterkamer op de plaats gingen overtuigen, zagen we de adressenman met alle twee z'n armen om de beuk in de schemer van het licht uit de keuken. Alles | |
| |
flapperde aan hem. ‘Ik geloof,’ zei Mama, ‘dat hij niet genoeg kracht ontwikkelt om de boom te redden.’ En 't personeel stond onder een afdakje te gillen, en het linnenmeisje riep dat ze het een schande vond, wat natuurlijk weer zoo'n echt stòm gezegde was, net of iemand er wat aan kon dòèn dat het stormde.
We gingen weer naar de voorkant, waar Klara Knoop Knoop en haar oudere zuster intusschen uit overspanning een vreeselijke woordenwisseling hadden over niets. De oudere zuster wilde de veearts bij de boom laten komen en riep: ‘Maar dòè dan toch wat!’, en ze beleedigde iedereen in haar zenuwen, wat ze niet meende, wat ze zei. En ze riep: ‘Lafaard!’ tegen Klara omdat die niet naar buiten wilde, en Klara huilde, en de storm gierde, wat niet om aan te hooren was. Tot de nacht viel, en iemand de brandweer aanraadde, wat essentieel fout schijnt te zijn geweest.
Terwijl de oudere zuster aldoor maar op de veearts bleef hameren, brachten het gekraak en de vlucht van de adressenman Klara er toe de brandweerkazerne eenvoudig te prèssen met stutten en touwen naar de boom te komen. Ze hing iedere vijf minuten aan de telefoon om te vragen waar ze bleven, en eindelijk waren ze in aantocht, en ze stuurde een boodschap naar de keuken voor warme koffie en krentenbrood omdat die arme kerels goed gevoed moesten worden in hun strijd tegen de elementen.
Ze kwamen in een gesloten, vuurvaste auto met woedende wind en gingen beneden rechtdoor naar | |
| |
de tuin. Hun stemmen brulden boven het geloei. De twee zusters zaten hoopvol met elkaars handen in elkaar, bleek maar rustig te wachten.
‘Het is zulk soort menschen hun dagelijksch werk’, zei Klara vol vertrouwen. ‘Ze zetten er een paar paaltjes tegen aan en dan stààt ie weer, onze boom.’
‘Onze boom....’, herhaalde de oudere zuster innig.
Mama en ik luisterden aandachtig naar de vliegende vlagen; de mannen schreeuwden en je hoorde een vreemd, schrapend geluid.
‘Ze slaan de stutten in de grond’, knikte Klara.
Toen ineens een donderend gekraak, een geknetter, en een bonkende slag.
We holden star van schrik naar de achterkamer en keken..,.
Met z'n takken over de heele tuin lag de beuk uit de Gouden Eeuw, en er naast stond een brandweerman met een blinkende zaag in de nacht.
- - - - - - - - - - - - - -
De arme oude freules waren verpletterd, en de brandweer zei dat ie dacht dat dat de bedoeling was geweest, en ze konden nauwelijks praten van het trillen, en ze waren hun heele houvast aan het leven kwijt, en ze zijn samen een tijdje naar een rusthuis gemoeten met alarmeerende verschijnselen omdat ze de slag niet konden vergeten en ruimtevrees hadden gekregen aan de achterkant.
| |
| |
Kort na de geschiedenis met de beuk kregen de oude freules Knoop Knoop weer andere moeilijkheden en kwamen ze te staan voor een raadsel op sexueel gebied, waar ze geen raad mee wisten.
Ze hadden een poes, die een poes was, en die ze Gretchen noemden naar een vriendin uit Bern. Die poes had een strikte verzorging en zette nooit een poot op straat omdat de freules dat niet wilden. Ze gaven haar melk en Fransche sardientjes en gekookte tarbot zonder graat, maar soms was de stem van de natuur in dat beest sterker dan al die dingen samen en dan kermde ze urenlang heelemaal boven achter het dichte zolderraam waar ze haar opsloten om haar beneden niet te hooren want de freules zijn per slot twee oude menschen.
Maar tusschen die aanvallen door beleefden ze toch veel liefde van haar, en ze had een gevoerde mand van een geestelijk onvolwaardige, die altijd in de huiskamer stond naast de armstoel van de oudste freule. En freule Klara kamde haar staart met een speciaal borsteltje, en ze spraken tegen haar in de poezentaal, wat feitelijk vreemd was om te hooren, maar toch ook wel weer mooi, omdat 't haar leven vulde.
Gretchen was rood met drie witte pooten, en de freules consulteerden een veearts over de mogelijkheid die bij te verven in dezelfde tint, maar hij was machteloos door het likken. En even later ontdekte freule Klara kale plekken van de hitte uit de haard waarin 't stomme dier altijd lag, en de oudste freule smeerde alles in met het haarrecept van een medi- | |
| |
cus waar de poes van braakte. En al die kleinigheden schiepen een sfeer van verbroedering tusschen de freules en Gretchen, zooals die altijd ontstaat bij menschen die samen veel meemaken.
Toen bezweek de vriendin in Bern. De Knoop Knoopen moesten er heen voor het afwikkelen omdat ze in het testament waren, en ze zouden meteen daarna rustig ergens gaan zitten, daar het klimaat met de bloeiende boomen zoo gezond was voor hun maagkwaal.
Alles ging erg snel in z'n werk doordat ze mee wilden met de begrafenis, waarom ze zich noodgedwongen inlieten met een particulier asyl uit het telefoonboek voor de verzorging van Gretchen, die juist weer op zolder rondliep met een aanval van haar natuur.
De nadere beschrijving van het asyl leek buitengewoon lief. Er werden rashonden geteeld in heerlijk zonnige hokken, en ook de katten kregen op de prospectus een geheel individueele verzorging van een gediplomeerde dame voor f 10. - per week, wat weinig was als je naging dat ze uren met ze op schoot zat om het gemis te vergoeden, wat allemaal bewezen werd door afgedrukte stukken van geteekende getuigschriften.
De freules brachten Gretchen een uur vóór haar vertrek met mandje en al en een pannetje eten naar dat asyl, en werden daar hartelijk ontvangen door een wildleeren directeur in een hygiënische huiskamer, waar de poes dadelijk vriendelijk tegen alles aan liep te spinnen, terwijl ze niet meer omkeek naar | |
| |
de oude zielen in reistoilet, die tenslotte ontnuchterd op de Pullman wegreden.
Na vijf weken kwamen ze terug met een hooge koffer vol geërfde dingen die ze niet hadden willen verkoopen uit piëteit, en hun eerste zorg was om de chauffeur naar het asyl te sturen voor Gretchen, die altijd het zonnetje in huis was geweest.
Ze wachtten vol verlangen met lauwe melk en Norwegan Sild op de chauffeur, die eindelijk benauwd voorreed met een auto stampvol katten. Gretchen bracht namelijk zes jongen mee met een begeleidend schrijven van den directeur en een nota van 7 × f 50. -, waardoor alles ineens vol gemiauw was en de visch weg vloog.
‘Het kàn niet’, zei Klara Knoop Knoop met een kleur door de pijnlijkheid van het onderwerp, en ze toonde met behulp van het heele personeel aan dat de poes nooit op straat was geweest, wat voor zooiets noodig is, en ze verdacht de directeur van het asyl, die begrijpelijkerwijze alles ontkende.
Eén troost hadden de freules echter. Nadat de chauffeur de zes overtollige beesten verwijderd had bleken Gretchen's witte pooten, die haar ongeschikt hadden gemaakt voor tentoonstellingen, aardig te zijn bijgetrokken zoodat ze nu bijna effen was, wat de oudste dankbaar toeschreef aan het meegegeven haarmiddel, dat indertijd ook wonderen had verricht voor haar Mama.
Maar behalve die pooten was er nog meer veranderd, o.a. haar eetlust. Vroeger liet ze alles staan, maar nu at ze als een paard, waarom de freules de | |
| |
veearts riepen uit angst voor een lintworm.
En freule Klara zei dat 't een jonge poes was, Maar de veearts zei dat 't een stokoude kater was, wat weer heelemaal niet klopte doordat 't vroeger gèèn kater was geweest, en door de jongen. Enfin, 't was een tè teer onderwerp om verder met een man te behandelen en de arme oude dames bleven achter in knagende onzekerheid.
Tot de vrouw van de Waalsche predikant, die veel werkt onder beesten, via haar keukenmeid van het tegen-natuurlijke geval hoorde, waarna ze onmiddellijk op de thee ging omdat ze het onderhavige asyl kende door een bedrogen zuster.
Ze bekeek de rooie kat en zei ‘foul play’, en ze vertelde dat 't asyl een janboel was waar alles door elkaar liep, en ze bracht de freules in contact met iemand die de hokken dweilde, en die zich vaag herinnerde dat er indertijd een rooie poes met witte pooten was geweest, maar waar die gebleven was wist ie niet. En hij vertelde ook dat 't gewoonte was iedere teruggaande poes een paar goedkoop gekochte jongen mee te geven om de rekening op te drijven, en dat ze als regel bij het terug sturen alleen op de kleur afgingen wat hij beslist afkeurde omdat 't toch ook een innerlijke kwestie was.
Enfin, toen begrepen de freules dat Gretchen Gretchen niet was, maar een ondergeschoven zwerver, die nog half blind was van ouderdom op de koop toe. Ze keerden het asyl het onderste boven om te zoeken, maar vonden alleen een hoop vieze beesten, die onherkenbaar waren van de vlooien.
| |
| |
En ze konden de rooie kater niet meer zien en zetten hem op straat, maar hij kwam terug, tot driemaal toe, waarna ze een boterham met arsenicum op de stoep legden, waarna ie weg bleef. En ondertusschen gaven de freules elkaar wederkeerig de schuld van het asyl, wat uitgroeide tot een zenuwtoestand van de oudste, die overal poesen meende te zien die katers waren, en omgekeerd, zoodat ze dreigde te verzinken in een moeras van sexueele verwarring, wat vreeselijk naar was voor de omgeving; waarmee ik maar zeggen wil hoe vreemd sommige menschen soms reageeren op een slag.
|
|