| |
| |
| |
Hoofdstuk IV
Over mezelf en mijn huis
Ons huis staat op de hoek van een blok. Het stond er al eeuwen toen in de rondte nog niets was dan het oude park er omheen, dat mijn grootpapa later per meter heeft verkocht toen de stad begon te groeien. Maar we hebben zelf nog genoeg overgehouden met een kastanje in de voortuin, waar onder de schaduw oudergewoonte altijd alleen maar varens hebben gegroeid langs een op- en een afrit van kiezelsteenen tot aan de stoep.
Wat die voortuin betreft, die was z'n levenlang altijd al zoo geweest, tot mademoiselle op een goeie dag aan een man bleef hangen, wat ze mama hortend vertelde met haar neergeslagen hoofd op een enorme verlovingsring.
Nu is onze mademoiselle feitelijk altijd een stumpertje geweest, dat niets anders kan dan Fransch, dat ze bovendien zelden praat als er iemand bij is, maar meestal alleen onder het inmaken van asperges en kersen en het ophalen van ladders tegen het personeel, dat er geen stom woord van snapt.
En omdat ze de man als een gewone tuinman formuleerde, begrepen we de zaak aanvankelijk niet, en vreesden dat ie haar gekocht moest hebben als een kat in de zak, omdat je iemand moeilijk kunt kennen (innerlijk gesproken) van alleen maar tegen elkaar gesticuleeren.
| |
| |
Maar bij nadere informatie bleek de tuinman een meer ontwikkeld bloemwinkeltje te zijn, dat twee oude mannen uitzond met harken en grasmaaiers voor aanleg en onderhoud van tuinen, wat ie indertijd zelf geleerd had in Versailles, waar hun aanknoopingspunt was geweest.
En omdat de bloemwinkel niet goed meer ging en geen raad wist met de twee oude mannen, die ie links en rechts voor niks uit harken stuurde omdat ze al in betrekking waren geweest bij de kweekerij van z'n vader, daarom dacht Mama in haar bekende liefde voor de natuur aan onze voortuin, waar ze geen geld aan wilde besteden uit zuinigheid, maar waar ze, om mademoiselle te helpen aan werkverschaffing voor haar fiancé, en omdat ze er al jarenlang op gebroed had, een rotstuintje bestelde onder de stoep met cactussen en begonia's en paarse dingen op hooge steelen tegen inkoopsprijs, omdat ze 't niet voor zichzelf deed, maar voor 't bloemwinkeltje, dat tòch al half failliet was en dus dankbaar met alles.
Enfin, mademoiselle mocht hem voorstellen, en hij zat met eelthanden op een punt te transpireeren, en hij maakte zenuwachtige berekeningen, en mompelde op een afgeknauwd potloodje, maar tenslotte vond ie alles goed, òòk de prijs, die de helft was van de eerste, omdat ie natuurlijk wel voelde, dat ie wat moest dòen om erin te komen, en omdat ie ook het gras van de achtertuin zou mogen maaien, en omdat Mama hem een vriendin in uitzicht stelde, die pas hertrouwd was en alles nog moest laten aanleggen.
| |
| |
Eindelijk ging ie weg, nog steeds rekenend en vol rimpels, met een eindeloos relaas over dure latijnsche planten toen ie al op de gang stond. Bij de tochtdeur echter beloofde ie alles compleet binnen de week.
Hij werkte de volgende drie dagen onder de stoep met de twee oude mannen, die melk kregen van de keukenmeid omdat ze er zoo naar uitzagen, en ze kwamen met de rotstuin aanzetten op een gehuurd karretje, en wij bleven zoo veel mogelijk aan de achterkant, omdat de twee oude stumpers ons aan de voorkant aldoor groetten, wat niet prettig was omdat de kleinste een verwaarloosde wijnvlek had onder z'n pet.
Om vijf uur verdwenen ze, en mademoiselle kwam ons stralend waarschuwen, en we gingen er heen maar hadden nog nooit zóó'n dun rotstuintje gezien, met veel te weinig steenen, hoewel 't stampvol planten zat, wat natuurlijk geen kunst was, omdat ze die toch in voorraad hadden gehad in het winkeltje.
Mama wees vernietigend naar een stakkerig stukje rots en vroeg wat het beteekende, maar mademoiselle vond alles prachtig omdat liefde blind is.
En omdat Papa dien dag nog met daglicht thuis kwam, lachte hij zich dood, en hij stapte op het gras, en vroeg om een vergrootglas, en was heel geestig over de rotstuin in het algemeen, tot ie struikelde over een onzichtbaar puntje, waarna ie onmiddellijk met een groene knie op z'n grijze pantalon, naar binnen ging voor een aangeteekende brief aan de tuinman van mademoiselle, waarin ie zei geen | |
| |
genoegen te nemen met de huidige situatie, dat ie meer rots moest hebben, en geen cent zou betalen vòòr en aleer ie stèènen zag. Verder zei hij, dat het heel begrijpelijk en goed was dat een bloemwinkeltje met zùlke practijken als de zijne, failliet ging, wat op die manier dan ook zèker zou gebeuren, waar hij voor zorgen zou; en hij liet iets doorschemeren in de richting van mademoiselle, die de gevolgen zou kunnen dragen. Dat was een Vrijdag.
's Zaterdags gingen we met het week-end weg, wat ik altijd onaangenaam vind door de aanwezigheid van mijn ouders, waar ik dan maar doorheen tracht te bijten tot 's Maandags.
Toen we die Maandag naar huis gingen, vatte Mama griep in haar troispièces, en Papa had iets aan z'n biceps door z'n golfstok, en Desmond, die reed, was weer drie pond aangekomen op de weegschaal in Noordwijk, waardoor ik aan mijn liefde begon te twijfelen, wat ik hem zei, waar ie zich niets van aantrok, wat zoo ontmoedigend is voor me, waarmee ik maar zeggen wil dat we tòch al genoeg aan ons hoofd hadden voor we er waren.
We klommen dus somber naar buiten, en Papa toeterde om hulp voor het dichte hek, maar op de stoep stond Sofie te wuiven en te gesticuleeren inplaats van onmiddellijk naar ons toe te komen.
Toen we nader keken wees ze naar iets aan haar voeten.
We staarden een oogenblik zonder te begrijpen. Toen drong het als één man tot ons door, dat de tuinman zijn gal had uitgespuugd in onze voortuin | |
| |
en op het pad langs de deur tot voor de stoep, waar Sofie niet af kon.
Voor het hek stonden kijkers. De schim van de vrouw van de Indische suikerman uit het huis rechts, gluurde in een roze kimono door de slaapkamervitrage, en uit onze eigen bovenétage keek het doodsbleeke gezicht van mademoiselle.
We staarden blindelings naar de ruïne aan de binnenkant van de taxishaag. Voor het hek, dat niet open kon, lag een enorm blok beton, en de heele tuin, zoover het oog reikte, was een chaos van gebroken scherven, en stoelpooten, en hooge pieken en bonken van steen, met stukgeslagen zonnewijzers, en kaboutertjes, en gebersten waschtafelbladen, en kiezel en puin.
Papa vloog stikkend naar de politie met Desmond er achter aan voor de veiligheid. Mama en ik bereikten moeizaam het huis langs het achterpaadje voor de vuilnis, waar Sofie ons vertelde, dat het 's morgens vroeg gebeurd moest zijn. En mademoiselle kwam ons verstard tegemoet en maakte op Mama's eisch meteen alles af met de opstandige tuinman, en we moesten tien gulden betalen aan een firma, die de boel weghaalde, en de Indische vrouw van de suikerman stond 's middags om drie uur nòg te kijken achter de vitrage.
En of 't zoo nog niet schandelijk genoeg was geweest kwam er dien avond een ontzettend brutale brief van de tuinman, die vroeg of ie nu groot genoeg was, en allerlei andere gemeene dingen, wat ik speciaal vertel om aan te toonen, dat werkver- | |
| |
schaffing niet helpt zoolang de dankbaarheid ontbreekt, wat ie altijd doet, omdat de ongelukkigen alles willen verdienen, en niets wenschen te geven, waar de fout ligt van hun eigen ondergang.
De geschiedenis van Mama's voortuin ging voorbij, maar haar liefde voor de natuur bleef, en verleden jaar December hebben zij en Gravin Knal een vereeniging gesticht tot invoering van Eeuwiggroene Loofboomen in ons land, onder de leus: Het Zuiden naar het Noorden!
Het initiatief kwam gedurende een kerstdiner.
Mama, die nooit stil zit, staarde in de brandende kandelabers en zei, dat ze het leven natuurlijk wel mòòi vond, maar dat het zonde was van de ups en downs in de natuur, vooral buitenshuis, waar de boomen ieder oogenblik kaal werden.
Ze zei: ‘Ik geloof dat ik de oplossing heb van de crisis. Er moet meer vreugde zijn in de natuur, en als de natuur om de haverklap kaal wordt, kan dat niet. Vooral voor de lagere rangen is dat fnuikend. Wij hebben 's winters onze hoogere instincten met muziek; maar zij hebben alleen de parken, en als de boomen leeg zijn blijven ze thuis, waar ze uit verveling aldoor praten, wat de crisis veel erger maakt dan noodig is.’
Toen greep de oude Gravin Knal, dwars over de hulst naar een hand van mijn Mama voorde adhesie. Ze knikte met haar lieve, gerimpelde oogen en riep: ‘We zullen ze ook 's winters bladen geven! Opwaart- | |
| |
sche wegen! Nooit meer najaar!’, en ze wees op het Zuiden met Indië en Monte Carlo, waar alles veel beter is door de zon en het groen, dat altijd blijft zitten, en Desmond, die eigenlijk nooit kalkoen moest eten voor de dikte, legde z'n vleugel neer en zei, dat je de zòn niet kunt dwingen, waaruit het kerstdiner afleidde, dat we waren aangewezen op het gròèn.
We huurden toen nog diezelfde week een eigenwijze, gediplomeerde botanicus voor inlichtingen over Eeuwiggroene Loofboomen. Maar die zei, dat ze hier op het klimaat zouden stuiten, en er was eenvoudig niet met de man te pràten, en Gravin Knal vreesde, dat z'n hart ontbrak, en Mama kwam aandragen met 't redactie-adres in Groningen van een eenvoudig iemand, die onder streng pseudoniem schreef over aquariums en moestuinen voor natuurvrienden in Het Vrouwenleesblad met een zeggingskracht waar die gediplomeerde een puntje aan kon zuigen.
Er ontstond toen een uitgebreide correspondentie via de redactie, die alles doorstuurde, tot Gravin Knal, als gevolmachtigde, hem persoonlijk ontmoette, bij welke gelegenheid hij haar vertelde hoe ie de juiste man op de juiste plaats was, en hoe ie in de vacantie diepgaande studiereizen naar Corsica maakte, en hoe ie indertijd een iep had gekruist met een andere met als resultaat een beter soort dat ie nu massaal opkweekte in eigengemaakte kassen voor z'n pleizier en met het oog op de toekomst.
Gravin Knal voelde het als een vingerwijzing, dat we juist tegen dèze man waren aangeloopen. Hij | |
| |
zei, dat ie de Ipus robustus heette (of zooiets), en dat hij nog nooit een blad verloren had, wat we juist moesten hebben. En hij stuurde stekken uit Groningen met een gebruiksaanwijzing, en we gingen vreeselijk hard kweeken onder glas, wat te duur werd, waarom de oude gravin mica uitvond, waarmee het wetenschappelijk gedeelte geregeld was, en we overstapten op de sociale moeilijkheden van het geld, dat we op straat verzamelden door collectes, wat zoo roerend was, omdat iedereen het dééd, wat zoo mooi is van ons volk, dat niet beter weet of het hoort zoo.
Enfin, 't was niet genoeg. En de oude meneer van Naeldwyck, die toen nog niet onder curateele stond, paste de rest bij voor het koopen van het patent op de eeuwiggroene iep, waarna we een proefdorp kregen. En de man van de iep zèlf wijdde zich schriftelijk met hart en ziel aan de onderneming, en de schooljeugd mocht kuilen graven en planten. En toen het Augustus was stond het proefdorp ònder het jonge loof, en Het Vrouwenleesblad stak de campagne hemelhoog in de lucht, en het motief van: Het Zuiden naar het Noorden! stond met een kop op ons briefpapier, en jonker van Ratburgh wilde de Ceder van de Libanon laten komen voor het dorpsplein, wat werd afgewimpeld door de burgemeester uit vrees voor verzakking van de pomp.
Begin September ging de man uit Groningen voor een laatste studiereis naar Sicilië, en de Strijdbijl en het Vrouwenleesblad spraken van ‘pionierswerk’, maar de Wetenschap zweeg uit jalouzie, wat | |
| |
ik altijd zoo flauw vind van dergelijk soort menschen.
En na September volgde October zooals gewoonlijk, en alles zag geel en rood en bruin van het najaar, en de menschelijke mentaliteit daalde weer uit depressie, en er kwamen hoe langer hoe meer mannen die gedichten in de bus gooiden, en mannen met besmette veters bij tramhaltes, en mannen met schorre stemmen en theologische liedjes, die dadelijk vluchtten voor agenten, waaruit je kon afleiden, dat hun geweten onzuiver was. En Gravin Knal zat in het roze-zijden licht met haar jour onder de thee voor het boograam, en in de verte suisde een bouilloir, en ze zei, dat ze later de allerslechtste elementen in het proefdorp wilde vereenigen onder een eeuwig bladerdak ter loutering, enze stelde zich voor daar een wekelijksche soepuitdeeling te houden voor de armsten der armen in de Henry Knal Laan, en de vrouw van de Waalsche predikant zei aangedaan, dat ze hoopte dat de kranige oude dame kracht zou krijgen naar kruis, en het bleef doodstil met enkel hier en daar geroer in een kopje, tot, met een fijngevoelige geste, de grijze gastvrouw zelf alles omgooide en oversprong naar het ballet, dat ze wilde laten geven voor genoodigden bij de opening van het nooit-meer-najaarseizoen in het proefdorp.
Dat was October. En toen begon het te stormen.
En toen hing de volgende morgen de burgemeester van ons dorp aan de telefoon om te zeggen, dat alle bladen weg waren buiten zijn schuld, waarna van Ratburgh, als rechterhand van iedereen, onmiddellijk aan verraad dacht van de Wetenschap, en | |
| |
in de pers zeven personen aanklaagde wegens wangedrag en plichtsverzuim, waaronder een paar buitenlandsche professoren, die nergens te goed voor waren wat betreft omkoopen en sabotage van de gesloten dorpelingen.
En onze eigen botanicus kwam aldoor maar niet terug, wat we óók niet vertrouwden, omdat we dachten dat hij door ondergrondsche organisaties ontvoerd was met het geheim van de iep, en we hadden voor allerlei dingen advocaten noodig, die ontzettend opliepen omdat de kas, onder werkend voorzitterschap van de vertrokken botanicus, mee was gegaan naar Sicilië als betaling voor het patent en als studiemateriaal.
En verleden week ontmoette ik van Ratburgh op z'n paard, wat ie moet van de dokter voor z'n zenuwen, en hij zei naar aanleiding van de verdonkeremaande botanicus, dat ie niet begreep waar ie bleef, dat ie wel weer door de Wetenschap in de doofpot zou zijn gestopt op Sicilië, dat dat 't eenige was. En hij zei: ‘Ze zullen dit weer sussen. Misdadige professoren laten ze vrij rond loopen. Maar als ik een onnoozel kind aanrij krijg ik boete. Net of het mijn schuld is dat er kinderen zijn!’ Toen is hij weg gegaloppeerd met z'n beest, en de openbare pers, die de zaak suste, heeft gezegd dat het een ziekte was (van de iep).
Maar met dat al was alles treurig.
De botanicus bleef zoek, en het Vrouwenleesblad herhaalde z'n laatste artikel over de voortplanting van paling, in een rouwrand.
| |
| |
Maar een dag of wat later kreeg mademoiselle een brief uit Sicilië, en tegelijkertijd eentje van verderop, die alle twee onderschept werden door Mama, die viel over de hand, die dezelfde was als van de verdwenen botanicus van de iep, wat haar aan 't denken bracht....
En mademoiselle kon niets loslaten omdat ze niets wist. Ze raakte alleen vreeselijk van streek en wilde de brieven hebben, die Mama natuurlijk niet gaf, waarna we haar kalmeerend met Ralph Waldo Trine en broom naar bed hebben gestuurd, omdat ze au fond een stumpertje is en een stumpertje blijft.
Mijn Mama is in haar jeugd een hooge sopraan geweest. Ze hoefde natuurlijk niet voor haar brood, maar anders had ze net zoo beroemd kunnen worden als ze zelf wilde. Toen ze Papa leerde kennen liet ze alles loopen. Ze wierp zich op het huwelijk ten koste van de kunst, wat niet weg nam, dat er herinneringen bleven bestaan, want ook in vroeger dagen gingen de menschen naar Parijs en Berlijn voor studie in het algemeen. Mijn Mama ging echter niet alleen, maar met hààr Mama, wat een groote handicap moet zijn geweest. Maar enfin, ze ging, en zong links en rechts onder beroemde meesters in alle landen. En haar Mama reisde mee, en ze ontmoetten samen de artistiekste mannen, en de àllerartistiekste man zat in München piano te spelen en werd een groote vriend van mijn Mama, die hem later vergat, wat de Mama van mijn Mama in de hand werkte,
| |
| |
omdat ze uit geloofsovertuiging tegen een artistiek huwelijk was.
Die man uit München was een Zweed, en zoo nu en dan kwam er nog wel es een levensteeken uit Stockholm, en eens heeft hij Papa ontmoet in de haven van Hamburg, en een andere keer is ie getrouwd met een vrouw die stierf, en hij speelde verschrikkelijk veel piano in Zweden en Amerika, en hij schijnt tot op hoogen leeftijd een verhitte jeugdfantasie van Mama te hebben loopen koesteren, wat Mama soms weemoedig aanduidde als 't ter sprake kwam, en hij had opgewonden stukken in de krant, en eens stuurde ie een brief: of ie mocht komen slapen in Mei met het oog op Mengelberg, die weer een feest had.
Mama is altijd een beetje humeurig als ze aan haar jeugd denkt, entoen de Zweed zei dat ie kwam, ging ze meteen aan de broom tot ie er wàs.
Hij arriveerde op een Donderdagmiddag met de thee.
Mama en ik werkten ieder aan een punt van een Smyrna tapijt, dat nooit af komt, toen ie binnen kwam.
Mama droeg iets gedekts met hier en daar een enkel gitje omdat ze vijftig is, en hij had geruit flanel en een wild, spierwit hoofd van de ouderdom.
Hij kwam met uitgestoken armen door de deur. Ik had me veel van de ontmoeting voorgesteld omdat ik mijn conclusies was gaan maken, en trok me tijdelijk terug naast een cake-standaard om te kijken.
| |
| |
Mijn Mama trad hem tegemoet met achterlating van het tapijt, en hij sloeg een arm om haar hals en kuste haar (op haar hoofd) zonder te kijken, en toen kéék ie, en streek over z'n haar, en gaf mij een verwarde hand, en viel in een klaarstaande stoel.
En ik zàg Mama migraine krijgen, en ze is tegenwoordig aschblond omdat de kapper zegt, dat dat beter kleurt bij haar teint, die eenigszins gebronsd is door haar lever, en ze zat statig rechtop in haar corset, en de Zweed begreep dat ie wat moest zeggen en zei dat Mama niets veranderd was, wat natuurlijk idioot klonk als je naar mijn arme moeder in de gitjes keek, die al die dingen echter voor zoete koek op at.
Na verloop van tijd werd het gesprek normaal De Zweed had pas een roemrijke tournee gemaakt en zei, dat ie er voorloopig genoeg van had, en hij wees naar de vleugel en vroeg of Mama nog zong, en Mama zei ontkennend dat het leven haar kunst had opgeëischt, en toen stond Papa toeterend voor het hek, en kwam binnen, en dronk op de gezondheid van Zweden, en ze haalden de haven van Hamburg op, en Papa had pas een band gehoord in Londen, wat ie zei omdat ie begreep dat zooiets een musicus aantrok, en de Zweed had een gezicht of ie net wakker was geworden en sprak z'n Engelsch met een onzeker accent, en Mama coquetteerde met haar leeftijd en met haar aschblond, en hij plaagde haar met München, en zij plaagde hem met z'n eerste optreden, en hij was zestig en zij was vijftig en het geheel te gek om los te loopen, maar dat was hùn zaak.
| |
| |
Dien avond zijn we naar Mengelberg gegaan, waar ie voor gekomen was.
Ik droeg de ketting van Desmond, en we zaten twee rijen achter mijn arme ouders, die waren opgeknapt met de enthousiaste Zweed, die ‘bravo!’ heeft geroepen, wat ik overdreven vind want als een orkest spéélt is dat iets heel gewoons, en als het mooi speelt, is dat óók iets heel gewoons, en Mengelberg weet zònder dat schreeuwen tòch wel dat 't goed is.
Toen kwam de pauze met onze heele cercle in de koffiekamer, en een hoop vreemde gasten, die naar de solisten wilden, wat niet mocht, wat ik altijd kleingeestig vind. En er waren veel bloemen en groen, en ik dacht: ‘Een arm mensch heeft er gebrek aan’, omdat ik altijd aan anderen denk als ik zooiets zie, en gelukkig was de verwarming uit omdat anders alles gesmolten zou zijn in de volte.
Desmond droeg z'n eereteekenen op z'n rok: een Chineesche, een Peruviaansche, en eentje van het reddingswezen uit Amerika. Hij wees me een paar gezanten. En Fred Quall passeerde met een vreemd, Fransch mensch in het wit, dat harp speelde, en luitenant Knakkerman steunde z'n oude Mama met alle partitures in een réticule, en Desmond was bang dat ik kou vatte door m'n roze tulen en zette me in een beschutte hoek uit de tocht.
Vanuit die hoek zagen we het gebeuren, d.w.z. het eerste bedrijf.
Met zijn rug tegen een spiegel stond de Zweed. In zijn rechterhand had ie een kop koffie, met zijn linker trachtte hij naar de arm van Mama te grijpen,
| |
| |
die een beetje speelde met zijn gevoelens en hem tikte met een opgerold programma.
De Zweed zette z'n koffie op de grond om alles vrij te hebben en begon sissend te gesticuleeren. Ik begreep dat het huwelijksgeluk van mijn bedreigde ouders op het spel stond, en ik nam Desmond's arm, en trok hem mee in de richting van een pilaar, waarachter we brokstukken konden opvangen.
Het bleek, dat alle remmen van de Zweed waren weggevallen door de kunst van Mengelberg, wat natuurlijk pleit voor Mengelberg. Ik elk geval stond de Zweed nu in z'n volle naaktheid voor mijn onthutste Mama, wier sopraan hij opeischte in naam der gerechtigheid. Toen stokte hij en zei, dat ie dertig jaar lang aan Mama had gedacht, en hij had het over de melodie van hun jeugd, en over dat haar geluid een zilveren klokje was geweest, waarmee ze moest woekeren.
‘Ik heb je stem nooit vergeten’, zei ie, en hij zei, dat 't nog kòn, wat zoo gek was dat ik proestte in Desmond's mouw in weerwil van de omgeving en de ernst.
De pauze schuifelde voorbij, pratend en lachend, onbewust van het stille drama bij de spiegel.
Mijn Mama deed een tikje vreemd voor iemand van haar leeftijd. Ze hield haar hoofd op zij, en ze lachte, en ze moest een zakdoek hebben voor haar oogen, die ze uit de borst van de Zweed trok, en ze legde een hand op zijn arm, en hij struikelde over z'n koffie.
Maar mijn Mama staat stevig in haar schoenen, en | |
| |
ze heeft tenslotte heel kalm en lief met hem gesproken en hem uitgelegd dat ze getrouwd was en dat ze haar man niet in de steek kon laten omdat ze hem nu eenmaal had, en dat hij flink moest zijn en het dragen.
En hij stak een hand op en wou wat zeggen, maar zij ging door, en toen wou ie wéér wat zeggen, wat mijn lieve Mama hem niet lièt zeggen, omdat haar hart tòch al gebroken was, en ze zei innig: ‘Poor boy’, en hij schudde van nee, en toen was de pauze om, en hij heeft z'n schouders opgetrokken en vreeselijk gefronsd, en hij is de zaal ingewandeld, en de volgende dag is ie groetend verhuisd naar het Ritz, en Mama is er heelemaal door opgeleefd, en het is ook een prettig idee te weten dat je op je vijftigste nog de macht hebt iemand weg te jagen.
‘Ik begrijp die man niet’, zei Papa. ‘Het is heel jammer, dat het zòò loopt. Voor iedereen....’
Hij heeft een brief gestuurd om zijn figuur te redden, waaruit blijken moest, dat ie nooit bedoelingen heeft gehad, dat ie de soprààn meende, niet Mama zèlf. Hij schreef, dat ie een nieuwe methode had om oude stemmen op te frisschen (à tien gulden per uur), en dat ie een muziekschool ging stichten in een nieuwe wijk, en of we leerlingen wisten....
Gravin Knal, die mij niet meer zag zitten in de schemer, zei later intiem tegen Mama, dat dát mimicri was, omdat ie zich achteraf schaamde, en dat 't zijn dierlijke instincten waren geweest.
‘Sòms maakt muziek het hoogere in iemand wakker,’ zei ze bellend om thee, ‘maar sòms het lagere.’
| |
| |
Stelen is iets afschuwelijks. Ik begrijp niet, dat er zoo veel menschen zijn, die het doen. En nu is het heel makkelijk om te zeggen: stelen en stelen is twee, maar dat is niet waar. Als iemand een rollade steelt omdat ie honger heeft (wat laatst is voorgekomen in de keuken van een tante), dan doet ie dat tenslotte omdat ie die rollade wil hèbben. Er zijn massa's dingen die ik wil hebben. Bijvoorbeeld de antieke ketting, die ik laatst tegen het lijf ben geloopen op de veiling bij Baxton (Londen). Mijn Papa weigerde, en hij ging voor een krats, en hij lag open en bloot, maar ik weet nu eenmaal dat zooiets niet mag.
En als ik nadenk (wat ik 's nachts altijd doe bij het masseeren van mijn gezicht), dan vraag ik me af: is er eenig essentieel verschil tusschen een rollade en een ketting? Waarom zouden we de moraal vertroebelen! Geen weeke ideeën! Iemand die eens gestolen heeft is voor altijd een dief; dan moet ie maar niet stelen. Ik zou een uniform voor dergelijke individuën verplicht willen stellen, zoodat iedereen dan dadelijk gewaarschuwd werd voor hun verleden. Want als dat zoo was, zou Mama o.a. nooit een hereditair belast bellekind hebben gekregen, wat de zaak van de Amertzianer ontzettend heeft gecompliceerd.
Dat was met dat bellekind zòò: Ze had een vader die zat, wat door de onbetrouwbare moeder tegen ons was verzwegen, en wat pas uitlekte toen Knakson (een discrete detective, die al eerder voor onze familie heeftgewerkt) in zijn onderzoek op haar stuitte. We lieten het kind toen volgen en ontdekten de mis- | |
| |
sing link, een verhouding met de kleine chasseur van het Ritz, die haar iedere dag om zes uur afhaalde van onze deur, om haar dan op twee fietsen, met in elkaar geslagen handen naar haar huis in de bloemenbuurt te brengen, waar haar moeder boos uit driehoog hing omdat de chasseur een jongen was. Maar het amoreuze deel van het bellekind is van nul en geener waarde, het was alleen jammer dat Knakson na die ontdekking in de war raakte, hoewel dat - voor ons - z'n goeie kant had omdat we er geldelijk niet op achteruit zijn gegaan.
Het is misschien vollediger als ik eerst alles zeg, en een beschrijving geef van Mama's Amertzianer, die buitengewoon mooi en gedistingeerd was, met overal kleine, zwarte krulletjes.
Hij was heelemaal onbekend in dit werelddeel. Mama had hem onverwachts ergens op de kop kunnen tikken, en Papa had er zich eerst uit financieele overwegingen tegen verzet, maar Mama had hem uitgelegd dat Amertzianer het bont is van een Australische steppenkoe die uitsterft, en dat 't ijzersterk is, en dat ze nooit meer een andere mantel zou noodig hebben, en toen was Papa bezweken. En hoewel ik 't idioot vind dat een vrouw van mama's leeftijd nog klèèren draagt, is dat per slot hààr zaak.
De Amertzianer moest verzekerd worden met het oog op het kapitaal dat er in was gaan zitten, en de dag vóór ie verzekerd werd gingen we naar Wagner, die ik erg lang en saai vind, en daarna naar 't Ritz met Desmond Knal (die dunner wordt) en de gravin.
| |
| |
In 't Ritz, tusschen 12 en 1 moet 't zijn gebeurd: de verwisseling met de Amertzianer.
We waren daar in de blauwe zaal terecht gekomen, en door het dolle heen, zooals altijd als die zware avonden eenmaal goed en wel voorbij zijn.
Desmond (die veel dunner is) plaagde mij met mijn lijn, en Mama plaagde Papa met z'n buik, en Papa plaagde Gravin Knal met wat anders, en Gravin Knal werd vreeselijk vroolijk, en wenkte een viool, en bestelde iets van Figaro.
Ik droeg goudgeruite taf en verstopte Desmond's koker in de champagnekoeler, en hij vond 'm, en brulde, en pakte mijn pols, en Gravin Knal knipoogde, en zei: Kindertjes! Kindertjes! bij wijze van waarschuwing, en mijn ouders zaten zielsgelukkig te schateren, en toen we eindelijk met onze warme hoofden door de draaideur gingen merkte niemand dat Mama niet haar eigen Amertzianer aan had, maar een ondergeschoven soort, dat er op leek, en dat de garderobe haar met een list in handen moet hebben gespeeld.
De ontnuchtering kwam 's morgens door Sofie, die 'm weg hing. Ze signaleerde gele voering en die van Mama was saumon.
Het werd een ontzettende scène. Papa stond op z'n achterste pooten en Mama huilde in haar peignoir, wat vreeselijk was om te zien omdat de tranen zoo raar biggelden over de nachtcrème, die er nog op zat. En mademoiselle belde voetstoots het Ritz op dat nog sliep. En Sofie zei aldoor maar dat dit óók een heel goede mantel was, wat op Papa | |
| |
(die pas betaald had) werkte als gloeiende kolen op een stier.
Tot we de politie er in mengden en meneer Knakson, die dadelijk na het ontbijt met een motorfiets kwam en iedereen alles drie keer liet vertellen voor de volledigheid.
Mama gaf een duidelijk signalement, en zei dat 't met die mantel zoo was geweest, dat je niet ineens kon zien hoeveel ie had gekost, dat de latente waarde er niet bovenop lag. En meneer Knakson knikte, en siste, en zei: foul play! En hij redeneerde zóó: ‘Er zijn medeplichtigen. Iemand uit het Ritz moet (van buitenaf) zijn ingelicht over uw komst en de waarde van het aan de garderobe toevertrouwde stuk, alvorens het te verwisselen met een, in allerijl ontboden, uiterlijk eenigszins gelijkluidende, waardelooze imitatie.’
Ik geef dadelijk toe dat er losse punten in zaten, maar de politie zèlf is óók niet wijs, en daarom lieten we Knakson z'n theorie uitwerken.
Knakson zei: ‘Waar is de schakel tusschen het Ritz en uw huis? Uw personeel?’
Ze kwamen geïsoleerd in de bibliotheek, waar hij achter het bureau was gaan zitten.
De chauffeur sloeg op de tafel, en de keukenmeid huilde, en Sofie en mademoiselle spraken elkaar tegen, en Sofie zei weer dat dit óók een heel goeie mantel was, maar toen we eindelijk aan het bellekind toe waren viel de vàder door de mand, wat een heele voldoening was voor de theorie van Knakson, die het stotterende schaap precies liet zeggen wat | |
| |
ie wilde, en toen ze weer in de keuken zat zei ie, dat we moesten oppassen met het zilver, maar voorloopig net doen of we haar vertrouwden.
En drie dagen later kwam ie plotseling tegen de schemer aanzetten met 't verhaal over de kleine chasseur als kroon op z'n werk.
‘Vreeselijk’, zei Mama. ‘Zoo'n jong kind....’
We zaten voor de haard, en Knakson dronk iets en zei dat de chasseur nog niets wist en voor f 2.50 per uur gevolgd werd door een gehuurde kracht, en het bellekind moest ophouden met traproeien poetsen en bovenkomen met zwarte handen.
‘Ga zitten’, zei Knakson opstaand.
Het wicht draaide zenuwachtig aan een piekhaar en nam plaats op de punt van iets, en toen vroeg Knakson heel gewoon of ze de chasseur kende, en ze zei ‘ja’, dat ze met hem geknikkerd had (in haar jeugd), en dat ze Zondag samen naar Zandvoort waren gefietst (heen en terug).
Er viel een looden stilte. Het schepseltje begon vieze vegen over haar gezicht te maken. Knakson keek haar strak aan met een opgetrokken voorhoofd, en zei, dat ze wist dat haar mevrouw iets kwijt was geraakt. ‘Je begrijpt wat ik bedoel.’
Toen nam ie de perkamenten kap van de lamp voor meer licht, greep de blauwkatoenen puntschouders van het kind en donderde: ‘Waar is ie?’
Het schaap viel snikkend in elkaar. ‘In de schuur’, zei ze. ‘Achter de hark.’
Toen kwam Papa thuis met in een koffer de valsche Amertzianer, die hij aan een expert had laten | |
| |
zien. En hij zei dat ie een verrassing had voor onder de port, en Knakson zei óók dat ie een verrassing had, en ging vol verwachting naar de schuur met een zaklantaarn, en vond achter de hark een gebroken theepot....
Maar Papa zoende Mama en zei dat 't er achteraf niets meer toe deed, dat hij alle beschuldigingen introk, dat soms uit 't kwade 't goede geboren wordt, want dat de valsche Amertzianer volgens de expert twee keer zooveel waard was als de echte.
Het was een heel prettige boodschap. We hielden de arme Knakson voor 't diner; maar het hereditaire bellekind is om de theepot ontslagen.
|
|