| |
| |
| |
Hoofdstuk III
Over mezelf en Desmond
Desmond is te dik, wat onze verhouding altijd in de weg heeft gestaan, vooral in het begin toen ie als gezant van over de 200 in mijn leven kwam.
Gezanten hebben over het algemeen iets sluws. Ik heb er verschillende mee gemaakt, maar Desmond Knal spande meteen al de kroon. Hij was toen ie in mijn leven kwam eigenlijk nog maar pas een sòòrt gezant, iemand die mettertijd gezant kan wòrden, een diplomaat die als volontair op allerlei buitenlandsche dingen zit en verwikkeld wordt in de ingewikkeldste verwikkelingen. Hij hing, geslachtelijk gesproken, samen met de lieve, oude Gravin Knal van Hoevelaecke, en hij was pas terug uit Londen en woonde tijdelijk op de flat van een vriend, die wou dat ie weg was.
Zijn familie liep terug tot veertienhonderd nog wat, en ook uit een gèldelijk oogpunt was er niets op hem aan te merken. Maar ik stootte me onmiddellijk al aan zijn verkeerd figuur, een te dik figuur zonder lijn, iets dat over het algemeen erg opvallend werkt. Bovendien droeg hij de pels van een bever met een hoedje, waardoor hij sprekend leek op een bal gehakt.
Mijn Papa had hem een dag na zijn aankomst ontdekt op de sociëteit, waar ie rondliep met de ouwe meneer van Naeldwyck, en toen eenmaal gebleken | |
| |
was dat zijn Papa vroeger iets uitstaande had gehad met een oom, nam ie 'm onmiddellijk mee om te eten, waardoor een hechte band ontstond tusschen hem en ons huis, dat ie plat liep.
En bij verschillende gelegenheden zag ie mij in verschillende jurken, en hoewel je van een gezant toch zou mogen verwachten dat ie wat gewènd is, werd ie volslagen krankzinnig, wat mijn Papa aanwakkerde.
En mijn Mama (die een moeder is, en een vrouw) deed haar best verstandig te spreken, en ze zei tegen de dikke Desmond dat ik nu eenmaal voelde dat ik niet gelukkig kon worden met een hoogstaand mensch zooals hij, en dat iedereen zijn kruis heeft, en dat je dat moet dragen, en dat dat jammer is, en dat er àndere meisjes zijn, en dat ie een man moest wezen als een held. Maar Desmond trok er zich geen spàt van aan en bleef komen uit diplomatieke overwegingen.
Toen ging mijn immoreele Papa zich met het feit bemoeien en had de brutaliteit om Desmond onvoorbereid op het tapijt te gooien.
‘Thérèse,’ zei ie, ‘ik zal me er natuurlijk niet in mengen, maar in dit geval had ik toch graag dat je die man nàm. Hij heeft wijdvertakte ouders gehad, en hangt samen met allerlei gedelegeerde commissarissen en oliemenschen en speciale vergunningen. Van een broodstandpunt bezien is ie onbetaalbaar. Voor mij.’
Ik wist toen nog niet wat ik later doen zou, en ben verontwaardigd rechtop gaan staan, en heb ge- | |
| |
zegd dat ik hòògere verwachtingen van een huwelijk had dan een misselijke oliebron, en mijn Papa, die eigenlijk maar zoo'n beetje in het wilde weg wat had gezegd, redde zijn figuur door te zeggen: ‘Zwijg!’, en ik zei dat mijn Papa een souteneur was, en mijn Papa verslikte zich in zijn rook, en ik dreigde met hysterie, en toen liet ie Desmond met een vloek schieten omdat 't onverkwikkelijk werd.
Maar bij de eerste de beste gelegenheid stond ie weer voor mijn neus.
Ik was langzamerhand erg koud geworden, en toen ie z'n hoed stond af te nemen op een hockeywedstrijd waar ie was omdat ie wist dat ik er was, ging ik met mijn rug het achterste voren over een hekje hangen om hem niet te zien. Na afloop echter zat ie me stralend op te wachten achter de kachel in het clubgebouw. En hij zei dat ie me thuis zou brengen, en ik zei dat ik niet naar huis ging maar naar Betty, en hij ging mee naar Betty, die er niet was, en van Betty naar Gravin Knal, die toen al dacht dat het er door was (onze verloving), en van daar met de kous op m'n kop naar huis, mèt hèm, wat als gevolg had dat ie bleef dineeren bij mijn verrukte Papa, die hem natuurlijk weer dadelijk met vergulde oogen neerzette naast mij in bruin velours en bloedkoralen.
Nu zou ik al die kleine, persoonlijke dingen niet zoo uitspinnen als ik er niet mee wilde zeggen dat alles veel normaler zou zijn verloopen als mijn verblinde vader me niet aldoor met Desmond aan mijn hoofd had gezeurd, waardoor ik overspannen raakte en er iets gebeurde dat de vrouw van de Waalsche | |
| |
predikant weer stof tot laster heeft gegeven.
Mijn Papa vòèlt 't wel. Hij heeft me het Zuiden aangeboden. Voor een maand. Maar ik denk dat ik zal besluiten op een two-seater.
En nu verder.
Na die ongelukkige avond was Desmond eenvoudig niet meer te hòùden. Hij hing de godganschelijke dag aan de telefoon of sleurde mij voor zijn pleizier door de stad. Hij stelde me zonder de minste aanleiding voor aan een ingedroogde tante in de buurt van Aerdenhout. Ik kon geen stap verzetten of hij dook op. Hij deed niets dan dansen. Hij kwam overal waar ik kwam, en iedereen voelde dat het wat wèrd tusschen mij en de dikke diplomaat, tot ik op een plotselinge dag, door 't dolle heen van mijn opgekropte zenuwen, inwendig ontzettend in opstand kwam en besloot me niet meer met hem te vertoonen.
Ik had voor 's middags een afspraak met een Weensche bariton in een dingetje met tonnetjes. Maar zoodra ik die morgen mijn hoofd boven water stak, lag er op de ontbijttafel iets van Desmond. Hij schreef dat ie kwam. Over een uur. Of èèrder.
Ik at in razend tempo m'n grape-fruit omdat Mama er op stond, maar voordat ik nog tijd had gehad om stil weg te sluipen stak z'n impertinente gezicht al door de deur.
‘Ik kom je halen’, zei ie. ‘Het heeft gesneeuwd. Buiten. Er zijn prachtige winterlandschappen in de omgeving.’
Ik was evenwel vast besloten niet mee te gaan,
| |
| |
bovendien dàcht ik er niet aan om de Weensche bariton op te offeren, en ik zei dus nee, dat ik uit de stad moest, met een trein.
Mama legde een stuk toast uit haar vingers en keek me aan, maar ik gaf haar een trap en toen zei ze: ‘Jammer’, en at door.
Desmond trok een stoel bij de vlammende haard. ‘Ik blijf’, zei ie. ‘Voorloopig. Je hoeft niet met de trein. Ik zal je brengen in de wagen.’
Maar ik zei, dat ik te vèr moest, en hij zei: ‘Hòè ver?’, en ik bedacht maar wat en noemde Parijs, en Mama staarde verbaasd in haar ei, en Desmond had even een uitgerekt gezicht van teleurstelling.
We namen afscheid voor drie dagen, en als ie me in die tusschentijd ergens zag zou ik altijd kunnen zeggen dat ik een telegram had gekregen.
Nadat Desmond weg was, ging ik met m'n haar naar Madame Elisabeth, en toen ik terug kwam zat ie voor 't raam op me te wachten om me weg te brengen naar het station. En op m'n kamer lag een lange enveloppe van de bariton, dat ie een blinde darm had. En Desmond stond onder aan de trap te schreeuwen waar m'n koffer was, en alles kwam tegelijk, en ik holde naar de kamer van mijn ouders, waar mijn Papa dien dag jicht had, en ik gilde dat ze me de dood in dreven, en mademoiselle zette de radio hard aan, en 't werd een vreeselijk lawaai, tot Papa er bovenuit donderde en zei dat zijn eer eischte dat ik nu ook inderdaad naar Parijs ging, en hij gaf me een chèque, en Mama gaf me het adres van Amélie van Naeldwyck, die daar zit om gedichten te maken, en mademoiselle | |
| |
gooide een pyjama in m'n koffer of dat 't eenige was waar ik behoefte aan had, en omdat de bariton tòch was afgesprongen, verdween ik voor drie dagen, en ik voelde dat dat eventueel een prachtige wraak was op Desmond, die door zijn politieke loopbaan niemand ooit meer geloofde en waarschijnlijk gedacht had mij in het nauw te brengen met z'n wegbrengerij.
Hij zette me in de Pullman en bleef wonderlijk kalm, òòk nadat ie met me wegreed. Hij stond in z'n beverhuid naast een gele reclameplaat en woof met een paarse zakdoek tot ie een stip was geworden.
Een verrukkelijk gevoel van bevrijding steeg me toen naar de keel, want ik was nog nooit allèèn naar Parijs geweest, en ik dacht aan een afgesneden oom, die daar tegenwoordig de beest uithangt, wat zijn zaak is, terwijl een machtige zelfstandigheid mij doortintelde. Ik zou de wereld om m'n pink draaien, en hoeden koopen, en uitgaan, en m'n afgesneden oom zou me overal introduceeren, en Desmond was ik kwijt.
- - - - - - - - - - - - - - -
Tegen middernacht reed ik het met lampen verlichte station binnen. Ik stak m'n hoofd door 't ruit voor een kruier, en wandelde achter hem aan naar het contrôlehek.
Toen ineens verstarde ik. Achter het hek, zwaaiend met al z'n armen, volkomen rond in z'n beverhuid, stralend en wuivend met een paarse zakdoek stond Desmond.
Hij greep mijn hand, en op dat oogenblik moet de vrouw van de Waalsche predikant, die om de | |
| |
haverklap in Parijs zit waar ze niets te maken heeft, ons hebben gezien....
Desmond lachte extatisch. Uit de zak van zijn bever staken drie rozen.
‘Voor jou’, zei ie, en hij gaf ze me, en ik pakte alles verdwaasd beet, en hij rammelde verder als een opgewonden machine en zei dat ie was komen vliegen, omdat vliegen vlugger gaat dan rijden, ‘om je op te wachten....’
Brooddronken reed ie me in een taxi naar 't adres van Amélie, waar ik afstapte als een geslagen hond.
‘Tot morgen’, zei ie. ‘Om negen uur. Of eerder.’
Enfin, Parijs dreigde volkomen in het water te vallen, en ik begon dus met een fooi voor de concierge om Desmond weg te houden, wat haar inderdaad gelukte omdat Fransche concierges veel intelligenter en dankbaarder zijn dan gewone.
Toen had ik alleen nog maar mijn gastvrouw, Amélie van Naeldwijck, als struikelblok.
Amélie is dichteres, en ze kan enkel maar goed dichten als ze onder de adem is van Montparnasse, en ze zat juist midden in een zwaar sonnet waarmee ze zich ieder oogenblik afzonderde, wat ik erg trof omdat ik daardoor meer vrijheid had als logé zoodat ik overal heen kon met een witte Rus, die een vriend was van mijn afgesneden oom, die ergens in Neuilly een flat heeft ingericht om zich uit te leven, wat erg tegenvalt, terwijl ik en de concierge ondertusschen doorloopend met succes intrigeerden tegen Desmond, die de deur plat liep met achtergelaten bloe- | |
| |
men, wat allemaal zoo opwekkend en spannend was, dat ik na drie dagen mijn terugkomst telegrafisch uitstelde.
Nu kunnen mijn ouders, wat mij betreft, altijd volkomen gerust zijn over mijn toekomst en mijn gedrag ten opzichte van mezelf. Ik ben lang niet gek. Maar dat gelooven ze niet (uit liefde), wat erg lastig is. En toen ze mijn telegram kregen verwachtten ze meteen het ergste, en telegrafeerden terug. Ze werden ongerust over de mentaliteit van m'n omgeving, en herinnerden zich hun eigen jeugd wat ze er bijna toe bracht onmiddellijk op een trein te springen.
Mama tobde vier kantjes over mijn afgesneden oom; dat ie slecht was en bekend als de bonte koe (wat ie wel zou willen!), en dat 't dom van me was om met hem naar de opera te gaan waar iedereen me zien kon, en dat een jong meisje zich ook moest hoeden voor de schijn des kwaads. En wat Amélie betreft: dat ze haar niet begréép met haar duistere verzen die ze even goed thuis kon maken als in Parijs. Dat daar een reden voor was... Wèlke reden?... Dat ze Amélie niet vertrouwde! - En het eenige dat ik juist altijd op Amélie tegen heb gehad, was dat ze zoo gòèd te vertrouwen is. En mijn afgesneden oom is gewoonweg onbegrijpelijk fatsoenlijk, met als eenige uitspatting een platonische vriendschap tusschen hem en een ondergaande ster van de Opéra Comique. Nee, wat dàt betreft was het me erg tegengevallen, wat dan ook wel de reden zal zijn geweest dat ik de witte Rus met beide handen beet greep.
| |
| |
Ik schreef toen kalmeerend naar huis dat ik nog een week moest blijven met het oog op een nieuwe taylor made die ik moest afpassen bij ‘Pierre et Paul’.
Ondertusschen waren Desmond, de afgesneden oom en Amélie op het tweede plan geraakt. Ik en de witte Rus zaten overal tegelijk. We hingen van vroeg tot laat op allerlei hooge krukken. Ik liet mijn haar weg knippen en kocht een schuine béret met een roode sjaal. Er begonnen al obers en menschen te zijn die me kenden.
Ik zei dat ik danste (in Holland), en er was een opgeschroefde heer die iets aan me opdroeg, en een beeldhouwer in de geest van Van Dongen wou m'n hoofd hebben, en er waren twee Italiaansche meesters, die elkaar naar aanleiding van mij in het haar vlogen tusschen de omgevallen tafeltjes van de Rotonde.
Het was een heerlijke tijd, tot er een ultimatum kwam van mijn gekke ouders. Ze zouden zich niet verzetten tegen de taylor made mits ik bij Amélie weg ging en mijn intrek nam bij de Mama van Colette Camembert. Het adres was er bij en nog een paar geldelijke bizonderheden waartegenover ik machteloos stond.
Colette Camembert was de dochter van een moeder die indertijd als meisje getrouwd was met een man waarvan ze na afloop scheidde omdat ze zich vergist had.
De moeder van Colette had vroeger samen met de mijne in Genève op een pensionaat gezeten, waardoor een diepe band was ontstaan voor het le- | |
| |
ven. Zij en Mama hadden elkaar nooit uit het oog verloren, en hoewel er een verschil in vaderland bestond omdat de moeder van Colette uit Parijs kwam, zijn ze daarover heen gestapt door een intieme correspondentie, die eindigde met hun huwelijk.
Ze waren achtereenvolgens bruidsmeisje bij elkaar, waarvan de foto's in de waschtafella liggen op de logeerkamer.
Later stuurden ze wederkeerig babykiekjes van Colette en mij nadat we geboren waren. En eens op een keer toen ik vier was, kwam mevrouw Camembert, die over 't een en ander in de rouw was, bij ons logeeren met een geplisseerde kap waaraan iets wapperde van zwarte voile linon. Ze bracht Colette mee, van wie ik me alleen nog maar een rond, rood vilthoedje kan herinneren en een ouwelijk kralen taschje aan een ketting.
Mevrouw Camembert schijnt iemand te zijn geweest met een uitgesproken sex appeal, volgens de beschrijving van Mama met wie ze zich verdiepte in het verleden. Ze haalden samen allerlei dingen op, tot Papa automatisch avances deed in een bepaalde richting waardoor alles uit elkaar plofte.
De moeder van Colette, die overigens volslagen onkundig was van haar eigen s.a., verdween binnentijds met het roode-vilthoedkind via Brussel, wat de vriendschap geen goed heeft gedaan. Maar schriftelijk is er altijd iets blijven bestaan, iets moois. En als je hoorde hoe Colette werd opgevoed werd je er ellendig van, want die mocht nergens alléén naar toe, maar altijd met z'n tweeën (waarvan één haar | |
| |
moeder), wat een hondeleven moet zijn maar erg safe voor de moraal. En toen ik al lang zelfstandig was door een huissleutel, liep de arme Colette nog rond met haar Mama als blok aan haar been, en de mijne dweepte erg met een dergelijk Parijsch milieu en zei dat de moeder van Colette hoog stond, en 't heeft me jarenlang boven het hoofd gehangen er naar toe te worden gestuurd voor m'n uitspraak.
Dit alles was nu echter al lang geleden. Ik voelde me zielsbenieuwd hoe de arme Colette er uit zou zien, en, daar ikzelf moreel sterk genoeg stond, besloot ik het voor een dag of wat te probeeren.
Ik verdween tegen de avond bij Amélie, en reed naar het magistrale huis van Mama's vriendin. Toen ik daar aankwam bleek ze echter gestorven te zijn. Ze had een half jaar terug iets vergiftigs gehad in Monte Carlo, waardoor Colette alleen was achtergebleven in de ouderlijke woning. Ze zou dadelijk thuis komen. Of ik zoo lang wilde wachten in een kamer. Er stond op de derde étage een leege suite voor me ingericht. Het meisje was in bruin linnen met een tulen vlinder en veel kant.
Ik ging zitten op een roodsatijnen canapeetje met krulpooten. Boven mijn hoofd was een grammofoon en geschuifel als van dansende beenen. Iemand stak een geverfd hoofd om de hoek. Voor 't raam stond een langwerpige, zilveren auto te toeteren. Er werd iets gegild van boven naar beneden, en heel in de verte was het gerochel van een wegloopend bad.
Het werd donker buiten. In de kamer waar ik wachtte brandde iets kristals met vergulde slierten.
| |
| |
Er zaten zeven boudoirpoppen in mijn naaste omgeving, en ik herinnerde me met eenige verbazing dat Mama zei dat de Camembert's een bibliotheek hadden van Homerus en Voltaire, en dat ze godsdienstige oefeningen deden met een perkamenten familiebijbel, en dat ze Beethoven bij kaarslicht op de vleugel lieten spelen, en dat er nooit een druppel werd gedronken of gedanst.
Toen woei Colette binnen in een verregaande staat van opwinding met vuurrood haar en een blauwe vos en de rest, en ze vloog me naar m'n hals en riep: ‘Quel plaisir de te voir!’, en ze praatte rad en overslaand, en ze rook naar fougère en whisky, en ze zei: ‘Zut! Zut!’ en allerlei andere dingen, en ze sleurde me mee naar de grammofoon waar een bartje was ingericht en een dansvloer waarop individuen dweilden op de tonen van Jack Hylton.
‘Ma vieille’, zei Colette. ‘Ik heb hier wat vrienden. Iedereen is welkom. Plaats genoeg’, en toen werd ze ineens erg ongerust over het feit dat de Spaansche danser dezelfde suite had als ik, waar ik misschien bezwaar tegen zou hebben, maar de Spaansche danser bleek al met een model in een soort buffet te zitten naast de restanten van een kip.
Dien avond heb ik de witte Rus geïntroduceerd, die is blijven logeeren op de roodsatijnen canapé met de krulpooten, nadat ie zich in rumoerig gezelschap had afgezonderd met een wederrechtelijke roulette.
Er was ook cocaïne en absinth, wat ik principieel ongezond vind.
| |
| |
Op mijn suite zat nog een Engelsch meisje dat iets wilde beginnen met de Sorbonne. We hielden de deur op slot omdat er zoo veel menschen waren die zich vergisten met de étage. Alleen de eerste nacht lieten we een juffrouw binnen, die op de gang stond te gillen om haar kleeren.
Ik heb die heele week geen seconde gehad voor de taylor made, en op Zaterdag viel de concierge bij Amélie door de mand met mijn adres, waarna Desmond nog diezelfde avond met vliegende zeilen naar me toe reed in 't huis van Colette, waar ie me in de kelder verraste met twee negers, die alcohol stookten uit een geconstrueerde machine door toedoen van gewone maïs.
Ik gaf hem alleen een hand, maar in m'n hart vreesde ik dat alles nu uit zou zijn omdat hij mijn ouders langs een politieke omweg opmerkzaam zou maken op alles wat er veranderd was achter de doode rug van mevrouw Camembert, waarom ik onmiddellijk met hem terugging langs de keldertrap naar boven, waar ik erg mijn best deed hem te interesseeren voor het aanwezige voedsel en de roulette, wat altijd snaren zijn die dadelijk bij hem resoneeren, zoodat hij 's nachts om drie uur nòg zat te verliezen na eerst allerlei zware dingen te hebben gebruikt, wat me echt gelukkig maakte omdat hij mij nu niets meer zou kunnen verwijten, wat ik allemaal alleen overdacht in mijn ongesloten kamer, waar ik sliep met mijn oogen in de Parijsche nachthemel.
Desmond heeft beneden drie nachten op de canapé met de krulpooten gelegen, waarna ik uit mezelf | |
| |
met hem naar Holland terug ben gegaan omdat er niets meer aan was op die manier.
Waarna de vrouw van de Waalsche predikant haar mond open heeft gedaan om te zeggen dat ze 't begin van onze idylle had meegemaakt op 't Parijsche perron. En je kon zòò zien, dat ze de ellendigste dingen dacht, en Mama wilde alles de kop indrukken met de klank van de naam Camembert, wat verkeerd uitviel omdat de vrouw van de Waalsche predikant van alles daar op de hoogte was door een schoonbroer, die de cognac leverde aan Colette. Ze begon toen anoniem te spreken over een ‘perceel’, en een ‘avontuurtje’, en al dat onverdiende slijk bracht mij en Desmond toch nader tot elkaar, waar hij handig misbruik van maakte door mij eenigszins te binden in weerwil van mijn pertinente afkeer van zijn gewicht, dat ie trachtte te overwinnen met vermageringstabletten, die de eerste bouwsteenen waren voor een eventueel gezamenlijk geluk.
De geschiedenis met Desmond Knal is toen langzamerhand steeds ernstiger afmetingen aan gaan nemen.
Twee maanden na Parijs is hij op hooge pooten terug gekomen uit Bad Badenberg, waar hij me bedrogen had.
En ik zei: ‘Desmond! Hoe kun je me dàt aandoen!’ Maar hij was theoretisch gesproken te gelukkig om uit zijn oogen te kijken omdat ie me terug zag. En omdat Gravin Knal in die tusschentijd | |
| |
overal onze verloving had staan uitbazuinen, was er geen verwikken of verwegen meer aan, zoodat de kogel toen in weerwil van alles definitief door de kerk is gegaan.
En bij nader inzien ben ik nièt ongelukkig, alleen zijn gewicht staat nog steeds tusschen ons in als een schaduw.
Ik zal de voorgeschiedenis nog even uit elkaar rafelen voor een goed overzicht, en omdat Freud óók zegt dat dat beter is.
Van nature was ie me eigenlijk altijd te dik geweest, maar omdat ie goede familie had met een hoopvolle toekomst, en omdat ie zich voor mijn pleizier al had laten afvallen, en omdat de vrouw van de Waalsche predikant aldoor maar kwasi-guitig op Parijs bleef hameren, en omdat het einde van ieder vrouwenleven tòch een verloving is, had ik ‘ja’ gezegd op een avond in het Ritz.
We zaten midden in een souper na een vreeselijk zware huldiging van iemand, die tachtig jaar lang had tooneelgespeeld.
Ik zal die avond nooit vergeten. Het was vol in het blauwe zaaltje van het Ritz. De tafeltjes waren versierd met een nieuw soort paarse bloem die uit Hongarije komt in een mandje. De menschen waren dezelfde menschen van de schouwburg waar we de heele tijd al tegen aan hadden zitten kijken, met dezelfde japonnen en dezelfde mannen. Menschen die je bij alle gelegenheden tegen het lijf loopt. Een écru dame en een heer met pukkeltjes, die ik zou kunnen uitteekenen. En ritsen àndere heeren, die | |
| |
je altijd overal weer ziet opduiken, met vrouwen en meisjes, die je langzamerhand kunt dróómen. En ik dacht, dat het leven eentonig was, en somber, en dat we allemaal in een lang gareel liepen, op een rij, als de Wolgasleepers....
Desmond knikte begrijpelijk. De sleur van mijn leven maakte me onnoembaar bedroefd. De Veuve Cliquot gaf niets en ik staarde mat naar het leege gedoe van de heer met pukkeltjes, die een sigaret gaf aan de dame in het écru.
Ik zie Desmond nòg knikken. ‘Humbug’, zei ie, welk woord ons dichter bij elkaar bracht. En ik werd heel openhartig met betrekking tot het tachtìgjarig jubileum en zei: ‘Zoo'n mensch - want de persoon van het jubileum was een dame - zoo'n mensch moet een tegennatuurlijk leven hebben geleid. Een vrouw heeft méér plichten dan de planken.’
Desmond legde zijn meloen-ijs neer, en keek me aan.
‘Wèlke plichten?’ fluisterde ie vol verwachting, en ik vroeg om sodawater en zei: ‘Haar man’, wat hem zóó ontroerde dat ie mechanisch verder at met schil en al.
Enfin, het was een heel mooi en teer moment toen ie me ten huwelijk vroeg achter de rug van de ober om. Dat had ie trouwens al méér gedaan, maar nu voelde ik een geestelijke band, en hij leek magerder door een rok, en ik zei dus: ‘ja’ met een onhoorbaar knikje, waardoor hij straalde als een bruut, en dwars over alles heen mijn hand greep, waar het dessertmes nog in zat.
| |
| |
Hij zei: ‘Liefste....’, en ik zei: ‘Op één voorwaarde.’ Ik zei het lachend, maar de ernst zweefde boven alles uit als een paal boven water. Het was een pijnlijk onderwerp, maar ik vócht voor mijn geluk en zei, dat ik me niet wilde binden aan iemand van 100 Kilo, dat er minstens 50 àf moesten, dat 100 te veel was voor een diplomaat die z'n carrière nog moest beginnen, dat alle diplomaten béénig zijn (bijvoorbeeld Chamberlain en Colijn), dat 't leven nog zooveel móóiers had dan eten, en dat ie een kuur moest gaan doen in Bad Badenberg op de grens van Hongarije.
Desmond was op dat oogenblik tot àlles in staat. Hij accepteerde de kuur met beide handen, en ik voelde, dat ik hem met liefde zou kunnen leiden in de richting van het onmogelijke.
Hij bracht me ónder de orchideeën thuis, en kwam gedurende de volgende dag met een opgewonden hoofd terug. Hij zoende en zong en was brooddronken van geluk, en deed of er geen Bad Badenberg bestond. En hij wilde meteen ringen hebben, en kaartjes, en de rest. En het enthousiasme van mijn glimmende ouders had iets onwaardigs, en het enthousiasme van Gravin Knal - als tante van den bloede - uitte zich in een ramsleeren familie-album, en Desmond - die gelukkig een wees is - sleepte me naar het kerkhof om z'n ouders te zien, en van Ratburgh - die 't wist zonder dat iemand 't 'm gezegd had - gaf me een wetenschappelijk werk met ‘Wenken voor Jonggehuwden’, wat op z'n | |
| |
zachtst uitgedrukt onnóódig was, en mademoiselle maakte ons allemaal ziek van de lucht door het huis te versieren met drie bossen fresia's, wat allemaal plaats greep in twee dagen tijds na het tachtigjarig jubileum.
Op de ochtend van de derde dag overzag ik de situatie in het bad. De slag was gevallen. Aan mijn linkervinger zat Desmond's ring: een familiestuk met saffieren en een omgekrulde slang. Officieus was ik bezweken, maar 't officieele gedeelte en de kaartjes zou moeten wachten. ‘Eerst Bad Badenberg’, zei ik tegen mezelf. ‘Dan zullen we verder zien.’
Een paar dagen later reisde Desmond af naar de grens van Hongarije.
Toen volgde een schriftelijk gedeelte. Hij hield me op de hoogte van z'n kuur, die erg ingewikkeld was. De heele dag zat ie in een of ander bad. Hij leefde hoofdzakelijk van verdunnend water, reed op paarden, en ging tweemaal per week met niets aan naar een weegschaal. De kaartjes stuurde hij mij als contrôle op het proces.
Op het eerste kaartje woog ie 101 kilo, wat me door de ziel sneed. Maar het tweede kaartje was een pond lichter, en zoo ging het door in afgaande daling tot en mèt honderd pond. Toen het zoo ver was liet ik me wegen op een stoel in de apotheek en kwam tot de onrustige ontdekking, dat ik persoonlijk méér woog dan Desmond's laatste kaartje. Ik schreef dus onmiddellijk, dat ik 'm aanraadde alles stop te zetten, wat ie dééd.
| |
| |
De avond voordat ie terug kwam zat ik een uur lang te mijmeren op mijn ledikant. Desmond had een heel goed voorkomen als je het vet weg dacht, wat nu het geval zou zijn. En een diplomatieke toekomst. Hij was nu nog plaatselijk gebonden aan een geheim lichaam, maar na afloop lag de buitenwereld voor ons open. We zouden aan vreemde hoven eten. En mijn foto zou in de Sketch staan, en in de Fransche pers. En als vrouw van een diplomaat gaat er een groote invloed van iemand uit, en ik voelde me volkomen in staat het lot van Europa te regelen via mijn man, en ondertusschen klopte ik de crème in het vel van mijn hoofd op de maat van de gangklok. Het roze licht viel op Desmond's opgeblazen foto naast de lavendelflesch. Ik viel in slaap met een droom van de koning van Engeland, die naast me zat.
Ik heb Desmond van de trein gehaald. Hij stapte uit de Pullman als een spookverschijning, en ik keek hem aan en zakte door de grond, maar hij greep mijn arm en een kruier, en duwde alles door de contrôle naar buiten.
‘Vooruit dikkert’, zei een jongetje met haast.
‘Je hebt me bedrogen’, fluisterde ik schor.
‘Natuurlijk’, zei hij. ‘Wat dacht je dàn?’
En in de auto vertelde ie, dat ie werkelijk in het begin was afgevallen. ‘Ruim een pond’, zei ie, maar toen was ie bewusteloos geworden van de honger in het Kurhaus, en hij had wel hier en daar een bad genomen, maar tenslotte het voedsel, en de rust.... ‘Je kunt geen ijzers met handen breken.’
| |
| |
‘Die kaartjes....?’ stamelde ik.
‘Ja,’ zei hij, ‘die waren van iemand anders’, en hij legde uit dat dat nog een heele zorg was geweest.
Het was een groote desillusie, en als Gravin Knal onze a.s. verloving al niet overal had rondgestrooid, had ik niet ingestaan voor de gevolgen. Nù echter kon ik alleen maar een uitstel van zes maanden eischen voor de ontvangdag en 't versturen der kaartjes.
Hij heeft me intusschen een spontaan collier gegeven, dat in een safe moest liggen van de waarde, waarmee ik maar zeggen wil, dat zijn karakter zoo gek nog niet is. Maar waarmee ik óók zeggen wil, dat er geen vreugde is zonder doornen en geen doorn zonder vreugde.
Ik nam me voor hem met liefde te leiden.
Hij maakt nu gymnastiek en eet noten.
Desmond doet uit den aard der zaak àlles voor me, en omdat ie in Maart weer vèr over de 200 was, voelde ie uit zichzelf wel, dat er wat aan gedaan moest worden, wat ie dèèd door zich te laten inschrijven op alle wedstrijden zonder er iets van te kennen, zoodat ie altijd overal in het eerste begin al geslagen werd en op een bankje moest zitten wachten op 't eind.
Desmond wijdde zich hoofdzakelijk aan tennis, omdat dàt een individueele sport is, die je speelt in singles en niet in elftallen, zoodat er geen gedupeerde slachtoffers voorkomen onder medespelers.
| |
| |
Desmond zat dus gedurende de lente veel op tennisvelden ter vermagering met een matig succes van een ons per week. En toen het weer zachter werd, trok hij z'n pantalon uit en ging khaki shorts koopen, wat hem niet flatteerde door 't dikke model van z'n zichtbare knieën, wat ik 'm zei, waar ie zich niets van aantrok.
Maar later heeft hij spijt gekregen toen het te laat was en hij de orde van St. Jaguar reddeloos verloren had, wat altijd het geval is als je niet doet wat een ander zegt.
Nu heeft Desmond uit den aard der zaak als diplomaat een uiteenloopende loopbaan op de gekste ambassades, waardoor ie eens, tegen Pinkster, met een gesloten actetasch naar Spanje moest, waar het spaak is geloopen door zijn meegenomen shorts, waarin ie ieder oogenblik stond te tennissen als ie vrij was, wat ie bijna altìjd was, omdat de meeste ambassades met vacantie waren.
Desmond, die een breed karakter heeft, werd intusschen groote vrienden met iedereen, en ging logeeren bij Spaansche families met een racket en de eeuwige shorts in een koffertje.
En er zijn natuurlijk wel kampioenen in Spanje, maar die waren allemaal weg, net als de ambassades, en zoo kwam het, dat Desmond in het land der blinden tenniste als een ster van het zuiverste kaliber en gevierd werd als Lilian Harvey zelf.
En zoo kwam het ook, dat ie 't land en de zeden en de dranken leerde kennen als zijn zàk, op èèn drank na, die ze geheim hielden, omdat ie een uitvinding | |
| |
was van Don Alvarez, die er patent of zooiets op had genomen.
De drank was een mengsel van whisky, ontzettend oude cognac, en eigengemaakte absinth, dat je dronk met sodawater en ijs door een speciaal rietje. Er ging nòg iets door, maar dat wist heelemààl niemand, alleen Alvarez zèlf, die 't bewaarde in een gesloten kast.
Alvarez was iets met betrekking tot sinaasappels en schepen, waar ie zich niets van aantrok omdat alles vanzelf ging, waardoor ie al z'n vrije tijd kon geven aan z'n kapitaal, dat niets deed dan groeien. Hij had een vrouw en drie dochters, wat z'n toewijding voor Desmond misschien iets toelicht, omdat de dochters er alle drie nog wàren, ik bedoel: thuis, en zonder sex appeal door een onpleizierig voorkomen.
Die drie dochters zijn niet belangrijk, en Alvarez' vrouw had al iemand ànders, en 't eenige waar het hier op neer komt is het feit, dat een enorm gewichtig diplomaat op een Vrijdagmiddag receptie hield, waar Desmond heen wilde ter representatie. En omdat de oudste dochter van Alvarez dat jaar alwèèr jarig was, iets, dat haar vader bij tijden tot het uiterste bracht, en omdat de diplomaat pas om vijf uur begon, nam Don Alvarez Desmond mee naar zijn huis, vijf minuten buiten de stad, voor een lunch. En hij zei, dat er 's middags een vriendschappelijk spel zou zijn op het tennisveld, dat heelemaal nieuw was gemaakt met gravel etc.
Desmond ging dus met Alvarez mee en tenniste | |
| |
die middag op 't nieuwe gravel in z'n verfoeilijke shorts, die hoe langer hoe indecenter waren geworden door de wasch.
En de oudste senorita lag aan de kant te kijken. En de zon scheen. En 't was half drie, en Desmond moest over twee uur terug naar de stad om toilet te maken voor de diplomaat.
Nu komt 't dikwijls voor, dat 't erg wàrm is als de zon schijnt, vooral meer zuidelijk, en 't tennisveld van Don Alvarez stond die Vrijdagmiddag vierkant te pùffen, en Desmond zegt, dat ie in die paar uur minstens een half pond is afgevallen, wat haast niet kàn volgens mij. Maar in ieder geval hij speelde met de jongste senorita tegen de middelste senorita met een halfgesmolten neef van de Spaansche marine.
En na een tijdje kwam Alvarez zèlf, en achter hem aan liepen ondergeschikten met flesschen en ijs en glazen en tafels. En ze dronken de drank, die een mengselis van whisky, ontzettend oude cognac, eigengemaakte absinth, en nòg iets. Ze dronken hem door een speciaal rietje.
En daarnà ging Desmond verschrikkelijk winnen, wat voornamelijk kwam doordat de neef van de marine de ballen niet meer terug sloeg. Desmond daarentegen sprong in z'n gekrompen shorts naar links en rechts tegelijk, hij sloeg iedereen, hij gleed uit maar sprong op als een stuk elastiek. Hij deed alles, waardoor de jongste senorita, die feitelijk zijn partner was, voor spek en boonen op het veld stond.
Om half vier kreeg de oudste senorita een bal in haar oog, waarmee het spel eindigde, waarna | |
| |
Alvarez weer ijs liet komen en alles opnieuw begon door de speciale rietjes.
Toen het vier uur was trokken de dames zich als èèn man terug, wat Desmond niet eens merkte, en toen 't half vijf was droegen toegeschoten bedienden hem in de bestelde auto, die tot vlakbij het tennisveld was gereden.
Alvarez en de neef van de marine bleven languit achter, wat unfair was, want een kind begrijpt dat Desmond, als vreemdeling, niet opgewassen was tegen de eigengemaakte absinth etc.
In elk geval, ze lieten de arme jongen zingend weg gaan in de bestelde auto met shorts en al, en de gravel tusschen zijn nagels.
En in de auto begon ie uit beleefdheid aan het volkslied, waardoor de diplomaat hem door z'n hoofd schoot. Hij vergat toen zijn uiterlijk, en dat ie naar 't hotel moest voor iets donkers en andere schoenen en z'n handen wasschen. Hij liet de chauffeur rechtdoor naar het huis van de enorm gewichtige diplomaat rijden, waar ie omstreeks half zes in de receptie stapte.
De indruk, die ie daar op het gezelschap maakte, moet ontzettend zijn geweest, vooral ook omdat alle knoopen van z'n shirt gevlogen waren, en z'n knieën een mengsel vertoonden van geronnen bloed en aangeplakt kiezelgruis.
En op het terras, waar de verfrisschingen werden geserveerd, was een persfotograaf, die de heele receptie vastlegde op een gevoelige plaat met Desmond in z'n korte shorts naast een paar zwarte ministers | |
| |
en een dame met handschoenen tot over haar elleboog.
Wat later in alle kranten heeft gestaan. Wat heel erg was.
En de orde van St. Jaguar, waar ie zich wekenlang op had zitten spitsen, heeft ie natuurlijk niet gekregen. Waarmee ik maar zeggen wil, dat mijn weg met hem over doornen gaat.
Een mensch kan niet van eeuwigheid tot zaligheid blijven uitstellen, en toen Desmond, terwille van mij zes maanden lang had gevochten tegen het vet met een theoretisch succes van eenige onzen, kon ik de kaartjes niet langer tegenhouden. Ze gingen dus in zee, en ik ging met Mama naar Jean Paulet in de Rue de Rivoli omdat ik niets meer had om aan te trekken, en toen ik terug vloog stond Desmond sprakeloos van geluk op het veld, en mijn kleeren volgden als ijlgoed per spoor, wat twee dagen voor de ontvangdag was.
Dien avond nam ie me mee naar iets goeds, en we verdwenen voor de pauze naar iets ànders, waar Chineesche muziek was, die uit een houtje komt, en waar gele lantarentjes brandden met nagemaakte draken, en Desmond begon over de toekomst, en ik begon over het verleden en zei mat dat alle mannen er een hàdden, en Desmond zei, dat mannen ànders zijn dan vrouwen, wat iedereen weet, en hij staarde en glimlachte, waardoor de weg geëffend werd tot een zeker wantrouwen, en de dag daarna,
| |
| |
die de dag vòòr de ontvangdag was, kwam er een vieze enveloppe, waar een stukje vel in zat.
Op het velletje was een brief geschreven. Er onder stond de naam van een vrouw, die zei dat ze een jaarlang gelukkig was geweest, dat de baby een meisje was, en dat ze hoopte dat Desmond gòèd voor me zou zijn....
De vrouw van het velletje had een inktmop op haar naam.
Dien middag liet ik Desmond alles zien, maar hij sloeg me dood door te zeggen, dat 't een flauwe aardigheid was, en hij straalde van geluk en gaf me een ongezette maansteen zoodat we gearmd naar een saaie tentoonstelling van gebeeldhouwde dingen gingen om het steenen hoofd van Gravin Knal op een paal te zien staan tusschen een wirwar van terra cotta, brons en marmer. En de dag daarna was de dag in kwestie.
Je kon geen voet verzetten van de bloemen. Hein (d.i. een oude man waar we goed voor zijn) stond met witte kousen aan de deur. En een andere knecht, een gehuurde kracht, droeg een correspondeerend uniform met een kuitebroek om de gasten in af te roepen.
In de kamers brandde alles.
Ik, als heldin, mengde me in het eglantier-groen onder de menschen. Desmond glom van trots, en z'n pak zat 'm als een kogel, en Gravin Knal was druk bezig in een kring van vijf, en mijn Papa sloeg op de schouders van Van Ratburgh, die niets deed dan grinniken, wat waarschijnlijk voortkomt uit z'n | |
| |
gestel. De kamers zoemden, de mimosa rook boven alles uit, en iedereen zei dat 't toch nog zoo'n verrassing was geweest, en dat 't zoo aardig was.
Tot de gehuurde kracht met z'n witte kuiten de salon in wandelde en me achterwaarts staande hield.
‘Juffrouw,’ zei de man, ‘er staat een juffrouw op de stoep. Ze wil meneer Desmond Knal spreken. Ze heeft een kind bij zich, in een doek....’
In een plotselinge flits zag ik de vieze enveloppe en begreep dat de vrouw van de brief klaar stond voor haar wraak.
Het was het spitsuur van de ontvangdag. De vrouw van de Waalsche predikant, die van zichzelf een juffrouw Fallois is, stak juist iets af tegen Desmond in de volte in de verte. Die vrouw heeft in de gemeente van haar man zòò veel zonde om zich heen gezien, dat ze er een fijne neus door heeft gekregen. Ze speurt onraad als een jachthond, en signaleert het kwaad nog vòòr het er officieel ìs. Als dìè vrouw die ànderè vrouw ook maar eenigszins zou kunnen veronderstèllen, lag alles in puin. Ondertusschen schreeuwde het kind en stremde het verkeer op de stoep.
Ik murmelde iets, en glipte weg door de portière.
Om de hoek van de glazen tochtdeur zag ik de vrouw op de stoep. Ze had een gummi regenjas en opzichtig golvend haar, met links een blijkbaar in allerijl opgeworpen hoed. Ze droeg een roodgeruite doek, waarin het kind zat. Hein deed kielekiele tegen het wicht omdat ie grootvader is, en omdat ik de | |
| |
auto van de Van Naeldwycken zag arriveeren, gaf ik bevel de vrouw in de bibliotheek te laten en het kind iets te geven dat 't voorgoed stil was.
Ik kwam daarna door de serre weer glimlachend de salon binnen.
De vrouw van de Waalsche predikant zat op een belendende sofa en zei, dat ze nog nooit zòò'n geanimeerde sfeer had meegemaakt. Een rochelende kolonel trachtte te flirten met mademoiselle, die we voor geval van nood in de erker hadden gezet.
‘Liefste,’ zei Desmond, ‘je bent heelemaal opgewonden van geluk.... Ik had nog een kleine verrassing voor je willen meebrengen, maar....’
Boven antwoordde het kind.
‘Wat is dat?’ vroeg Desmond.
‘Niks’, zei ik.
Toen kwam de kolonel gedesillusioneerd terug en wilde weg, maar vòòr ie weg was hoorde ik de vrouw de trap af komen, en ik schoot als een opgejaagde pijl de deur uit.
Ze stond in de hall naast een tafel met hoeden.
‘Ik moet meneer Knal spreken’, zei ze veel te hard.
‘Waaròm?’ vroeg ik.
‘Meneer heeft wat vergeten’, zei ze.
Haar stem leek me iets dreigends te hebben gekregen, waarom ik haar verborg in het telefoonkamertje, en de gehuurde kracht, die naast de staartklok jassen stond te sorteeren, voelde intuïtief, dat ie noodig was en zette er iets zwaars voor. Maar een vrouw in nood doet rare sprongen. Ze duwde | |
| |
alles open en verscheen met kind en al weer op het tooneel.
Toen werd ouwe nicht uit Zeist binnen gedragen tusschen Hein en een pootige gezelschapsdame, wat zoo'n opschudding gaf, dat de vrouw kans zag los te breken uit een bezemkast, waar we haar tijdelijk hadden gestopt. Het kind zei niets meer, zij zèlf begon te schreeuwen: ‘Meneer Knal! Meneer Knal, waar bènt u?’
Ik duwde haar naar de sousterraintrap, die ze afriste, waarna ik weer binnentrad door de serre.
In een hoek van de haard stonden Desmond en Van Ratburgh tegen elkaar te brullen, wat een groot geluk was omdat Desmond daardoor niet zag wat er beneden in de tuin gebeurde. De gehuurde kracht zat de vrouw achterna om de rozenperken. Een paar gasten keken verbaasd door het erkerraam omlaag, waarom ik zei, dat 't een bedelares was in parapluietjes voor een kwartje, en dat ik geen ellende kon zìèn, wat iedereen erg mooi van me vond, en ik ging weg, en lokte de vrouw buiten het tuinhek, maar ze kwam terug door de ingang voor leveranciers. En toen lokte de gehuurde kracht haar in de garage, die ze verliet door het tuimelluik, wat gelukkig allemaal gebeurde buiten het gezichtsvermogen van het erkerraam.
Toen verdween de vrouw gillend in de keuken, waar ze de baby in de etenslift legde om haar handen vrij te hebben. De keukenmeid en de gehuurde kracht omsingelden de woesteling, die een groentenzeef had gegrepen om zich te verdedigen, waarna ik weer | |
| |
naar boven moest. En de vrouw van de Waalsche predikant vroeg: ‘Is dat ongelukkige menschje al weg?’, en ik zei: ‘Ze eet. In de keuken’, en toen was er een erg gekletter, waarschijnlijk de groentenzeef, en Desmond ging weg om iets te halen, en ik ging achter hem aan, en vond hem staan in de hall naast de huilende vrouw en het kind, dat hoorbaar guurde. In zijn handen hield hij een paar biljetten van 100 gulden.
‘Uit mijn oogen’, riep ik, wijzend naar de vrouw, die snikkend zei, dat 't een schandaal was. En Desmond zei, dat ze de vrouw was van z'n kapper, en dat ze de portefeuille terug kwam brengen, die hij verloren had tijdens de friction, en dat ze gewild had dat ie alles na telde uit eerlijkheid, en dat ze het schreeuwende schaap had meegenomen voor de rust in de kapperssalon.
De vrouw verdween tenslotte rood en snuivend door de tochtdeur, en Desmond zei: ‘Liefste, je bent niet wijs,’ en ik zei: ‘Maar wat was dat dan met die vieze brief?’, en Desmond zei, dat die van Van Ratburgh was, ‘voor de grap, en omdat in de Koran staat, dat dat geluk brengt.’
We gingen naar binnen.
‘Ja,’ zei Van Ratburgh, ‘lèùk, hè? Ik had het je straks al willen vertellen, maar je liep aldoor weg.’
En ik heb hem niet eens de waarheid kunnen zeggen, omdat ie me een bak misselijke orchideeën had gestuurd.
|
|